In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem, dat op 25 april 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Somalië in 1984, werd beschuldigd van het niet voldoen aan een vordering van een ambtenaar met betrekking tot de verzekering van een motorrijtuig. De tenlastelegging betrof de periode van 18 juli 2014 tot 7 augustus 2014, waarin de verdachte niet binnen de gestelde termijn van 20 dagen kon aantonen dat hij voldeed aan de verzekeringsplicht voor zijn motorrijtuig. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, maar heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij kort na de constatering van de overtreding een verzekering heeft afgesloten. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft uiteindelijk een deels voorwaardelijke geldboete van € 500,00 opgelegd, met een subsidiaire hechtenis van 10 dagen, en een voorwaardelijke geldboete van € 350,00 met 7 dagen hechtenis, afhankelijk van de betaling. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.