ECLI:NL:GHAMS:2016:4250

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
23-001588-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem, dat op 25 april 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Somalië in 1984, werd beschuldigd van het niet voldoen aan een vordering van een ambtenaar met betrekking tot de verzekering van een motorrijtuig. De tenlastelegging betrof de periode van 18 juli 2014 tot 7 augustus 2014, waarin de verdachte niet binnen de gestelde termijn van 20 dagen kon aantonen dat hij voldeed aan de verzekeringsplicht voor zijn motorrijtuig. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, maar heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij kort na de constatering van de overtreding een verzekering heeft afgesloten. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft uiteindelijk een deels voorwaardelijke geldboete van € 500,00 opgelegd, met een subsidiaire hechtenis van 10 dagen, en een voorwaardelijke geldboete van € 350,00 met 7 dagen hechtenis, afhankelijk van de betaling. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte vrijsprak van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

parketnummer: 23-001588-16
datum uitspraak: 4 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 25 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96-217734-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 18 juli 2014 tot 7 augustus 2014, te Beverwijk, in elk geval in Nederland, als degene aan wie voor het motorrijtuig(personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, niet binnen de gestelde termijn van 20 dagen, heeft voldaan aan de vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 37 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen aan te tonen dat niettemin - ondanks het feit dat uit het door het overheidsorgaan als bedoeld in artikel 13, eerste lid van genoemde wet aangehouden register niet was gebleken dat ten aanzien van dat motorrijtuig met betrekking waartoe gedurende dat tijdvak een verplichting tot verzekering bestond, een verzekering bestond -, aan de verzekeringsplicht voor dat motorrijtuig gedurende dat tijdvak was voldaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in de periode van 18 juli 2014 tot 7 augustus 2014, te Beverwijk, als degene aan wie voor het motorrijtuig (personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, niet binnen de gestelde termijn van 20 dagen heeft voldaan aan de vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 37 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen aan te tonen dat niettemin - ondanks het feit dat uit het door het overheidsorgaan als bedoeld in artikel 13, eerste lid van genoemde wet aangehouden register niet was gebleken dat ten aanzien van dat motorrijtuig met betrekking waartoe gedurende dat tijdvak een verplichting tot verzekering bestond, een verzekering bestond -, aan de verzekeringsplicht voor dat motorrijtuig gedurende dat tijdvak was voldaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 34 derde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de kantonrechter opgelegd, te weten een geldboete ter hoogte van € 550,00, subsidiair 11 dagen hechtenis, eventueel te voldoen in gedeelten met vaststelling van termijnen voor de betaling van die gedeelten.
De verdachte heeft te kennen gegeven, indien mogelijk, een lagere geldboete te willen, gelet op zijn benarde financiële situatie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 34 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen door niet te voldoen aan de vordering een verzekeringsbewijs van een op zijn naam staand motorrijtuig te tonen. Het hof weegt bij de strafoplegging, in het voordeel van de verdachte, mee dat hij drie dagen nadat geconstateerd was dat zijn auto niet verzekerd was een verzekering heeft afgesloten. Voorts weegt het hof in het voordeel van de verdachte mee zijn persoonlijke omstandigheden als ter terechtzitting besproken en het feit dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 september 2016 in Nederland niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld. Het hof zal daarom een deels voorwaardelijke geldboete opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 34 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 18 november 2014 onder CJIB nummer [nummer].
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2016.