ECLI:NL:GHAMS:2016:4243

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
23-001611-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van winkeldiefstal met bewuste en nauwe samenwerking in een Douglas winkel te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië, was beschuldigd van medeplegen van winkeldiefstal in een Douglas winkel op 30 maart 2015. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van verpakkingen met parfum, waarbij de verdachte samen met een mededader handelde. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 22 maart en 20 september 2016 werd het bewijs besproken, waaronder camerabeelden die het gedrag van de verdachte en haar mededader documenteerden. Het hof concludeerde dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de mededader, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een geldboete van € 200,00 op, naast een gevangenisstraf van vier dagen, met aftrek van voorarrest. De beslissing was gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-001611-15
datum uitspraak: 4 oktober 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-701589-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2016 en 20 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 30 maart 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer verpakkingen met parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma Douglas [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of haar mededader(s);
subsidiair:
dat een onbekend gebleven verdachte op of omstreeks 30 maart 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer verpakking(en) met parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan de firma Douglas (filiaal [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde verdachte,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 maart 2015 te Amsterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door met haar mededader samen de Douglas winkel in te gaan en/of het winkelpersoneel en/of de daar aanwezige camera’s in de gaten te houden en/of op de uitkijk te staan en/of haar mededader af te schermen en/of aan het zicht te onttrekken(opdat deze de voormelde verpakkingen ongezien kon wegnemen);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof beraadslaagt op de grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en tot een andere strafoplegging komt.

Bewijsoverweging en bespreking van het gevoerd verweer

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft gewezen op de in het dossier gevoegde camerabeelden en aangevoerd dat daaruit blijkt dat de verdachte normaal winkelgedrag heeft vertoond.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkend verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisant [verbalisant] heeft de beelden bekeken die door vier bewakingscamera’s van de Douglas winkel op 30 maart 2015 tussen ongeveer 17:14 uur en 17:26 uur zijn opgenomen. De verbalisant heeft op de beelden gezien en in een proces-verbaal van bevindingen weergegeven, dat:
- in de winkel het gedrag van een man en de verdachte is te zien;
- die man en de verdachte steeds samen door de winkel lopen, samen bij een stelling gaan staan en daarbij regelmatig in de richting van de camera’s kijken, alsmede het winkelpersoneel in de gaten houden;
- de man en de verdachte bij de afdeling herengeuren zijn, in een hoek van de winkel, waar diverse flesjes worden gepakt en geroken terwijl de verdachte de winkel in kijkt;
- de man een witte doos uit het schap pakt;
- direct daarop de man een tweede witte doos uit het schap pakt en vervolgens een derde witte doos uit het schap pakt, deze naar voren schuift en loslaat;
- dat de verdachte daarbij nog steeds de winkel in kijkt en niet in de richting van de man en het schap kijkt, maar wel tegen hem praat;
- de man met zijn armen bewegingen op en neer langs zijn jas maakt;
- als de man zich omdraait hij de twee witte dozen niet meer in zijn handen heeft;
- de man de twee witte dozen niet in het schap heeft teruggezet.
- de verdachte iets later een geelkleurige verpakking uit een schap haalt en daarmee naar de man terugloopt;
- zij deze verpakking bij de man in een schap naast een boek plaatst;
- de man de verpakking even aanraakt en verplaatst;
- vervolgens de verdachte en de man contact hebben, waarna de vrouw de verpakking oppakt en de man zo gaat staan, dat het zicht van de camera op de verdachte en de verpakking weg is;
- zij de verpakking in een schap, onder het schap met het boek, wegzet;
- een medewerkster van Douglas vlak bij hen komt staan;
- de man en de verdachte enkele minuten later de winkel verlaten, waarbij het lampje van het alarmpoortje oplicht.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is het hof van oordeel dat uit bovenstaande weergave van de camerabeelden blijkt dat de verdachte geen normaal winkelgedrag heeft vertoond. Terwijl de man met wie zij in de winkel was de verpakkingen uit het schap haalde keek de verdachte steeds de winkel in, klaarblijkelijk om te zien of zij in de gaten werden gehouden. Voorts heeft zij een verpakking uit een schap gehaald en bij de man neergezet, die vervolgens die verpakking heeft verplaatst, waarna de verdachte op haar beurt de verpakking op weer een andere plaats heeft gezet. Het hof leidt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en de man af dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de diefstal van goederen. De bijdrage van de verdachte was daarbij van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 30 maart 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verpakkingen met parfum toebehorende aan de firma Douglas [adres 2]).
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten waarbij naast schade ook hinder aan de betrokken winkeliers wordt veroorzaakt. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), te weten een geldboete van € 200,00. Het hof heeft daarbij acht geslagen op het feit dat de verdachte, blijkens een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 september 2016 in Nederland niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2016.