Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR FMI-V.T.U. GROEP,
AB DOCUMENT B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding
2.Beoordeling
“iets van zekerheid wilde”, waarop [Y] zou hebben medegedeeld dat STAK zich garant zou stellen en dit vervolgens bij e-mail van 17 februari 2010 heeft bevestigd. Ook de verklaring van [X] volgens het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg, volstaat niet als bewijs. [X] verklaart volgens dit proces-verbaal (bloot) dat de borgstelling volgens hem ook betrekking had op toekomstige vorderingen, maar de context waarin de borgstelling volgens deze verklaring werd geplaatst betrof (overduidelijk) op 17 februari 2010 reeds bestaande vorderingen. Bovendien geldt dat de bewijslast van de te bewijzen stelling rust op AB. De door [X] als statutair bestuurder van AB afgelegde verklaringen kunnen daarom alleen bewijs in het voordeel van AB opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het zijn verklaring voldoende geloofwaardig maakt. Dergelijk aanvullend bewijs is niet voorhanden; uit de e-mail van 17 februari 2010 (productie 4 inleidende dagvaarding) blijkt onvoldoende duidelijk dat de borgstelling ook betrekking heeft op toekomstige vorderingen.
“reeds bestelde producten”en niet op
“toekomstige diensten”.
opdrachtendie door LabellBoxx aan AB waren verstrekt in de periode van begin 2010 tot half februari 2010, later verklaard dat de borgstelling zag op in die periode door AB aan LabellBoxx gezonden
facturen. Nu AB in haar memorie na enquête en contra-enquête onweersproken heeft gesteld dat in bedoelde periode door AB in het geheel geen facturen aan LabellBoxx zijn gestuurd, gaat het hof hiervan uit. Dat [Y] zijn verklaring op dit punt kennelijk onjuist heeft “hersteld” maakt zijn verklaring echter niet ongeloofwaardig.