ECLI:NL:GHAMS:2016:4178

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
23-002939-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling ex-vriendin

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 13 juli 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], en bedreiging van haar en een andere persoon, [slachtoffer 2]. De tenlastelegging omvatte geweldshandelingen die plaatsvonden tussen 1 juni 2012 en 17 november 2013 in Rijswijk en Alkmaar. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 5 oktober 2016 en de eerdere zittingen.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] had bedreigd, en heeft hem vrijgesproken van het tweede feit. Echter, het hof achtte het eerste feit, de mishandeling van [slachtoffer 1], wel bewezen. De verdachte had op 17 november 2013 een zitbank tegen [slachtoffer 1] aangeduwd, waardoor zij klem kwam te zitten tussen de bank en de salontafel. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 en 6 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.

De benadeelde partij, [slachtoffer 1], had een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 2.224,68, maar het hof verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-002939-15
datum uitspraak: 19 oktober 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-088391-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode 1 juni 2012 tot en met 17 november 2013 te Rijswijk en/of Alkmaar althans in ieder geval in Nederland (telkens) zijn (ex)vriendin en/of levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], in voornoemde periode (telkens) heeft mishandeld door meermalen althans eenmaal die [slachtoffer 1] te slaan en/of (hard en/of met kracht) te duwen op/ tegen de muur (waardoor voornoemde ten val is gekomen) en/of een (zit)bank hard op/tegen de enkel en/of been van die [slachtoffer 1] te duwen en/of schuiven (waardoor zij klem kwam te zitten tussen bank en salontafel);
2:
hij op of omstreeks 17 november 2013 te Alkmaar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een ijzeren staaf en/of voorwerp in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezwaaid en/of een (zware) stoel en/of fauteuil heeft opgepakt en/of boven het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of gedreigd deze stoel/fauteuil te gooien en/of andere handelingen van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 2

Naar het oordeel van het hof kan op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat de verdachte heeft gezwaaid met een voorwerp in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]. Evenmin kan worden vastgesteld dat hij de stoel boven het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gehouden dan wel heeft gedreigd deze stoel te gooien. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het aan hem onder 2 tenlastegelegde.

Bewijsoverweging feit 1

Het hof acht op grond van de verklaringen van de aangeefster en haar vader wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 17 november 2013 een zitbank tegen de aangeefster heeft aangeduwd waardoor zij klem kwam te zitten tussen de bank en de salontafel.
Voor de overige tenlastegelegde geweldshandelingen bevat het dossier naast de verklaring van de aangeefster onvoldoende (specifiek) steunbewijs zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 17 november 2013 te Alkmaar zijn ex-vriendin, te weten [slachtoffer 1], heeft mishandeld door een zitbank hard op/tegen de enkel en/of been van die [slachtoffer 1] te duwen waardoor zij klem kwam te zitten tussen bank en salontafel.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot 70 uur taakstraf, subsidiair 35 dagen hechtenis, waarvan 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft tevens in aanmerking genomen het de verdachte betreffende reclasseringsrapport van 30 juni 2015.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zijn ex-vriendin mishandeld. Door aldus, te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2016 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij N.P. [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.224,68. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij N.P. [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij N.P. [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2016.
[......]
.