ECLI:NL:GHAMS:2016:4176

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
20 oktober 2016
Zaaknummer
23-001825-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake verkeersovertredingen met motor in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 2 mei 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van meerdere verkeersovertredingen die plaatsvonden op 2 oktober 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het negeren van verkeersborden, het overschrijden van de maximumsnelheid met aanzienlijke marges, en het veroorzaken van gevaar op de weg door roekeloos rijgedrag. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 5 oktober 2016, waarbij zowel de advocaat-generaal als de verdachte en zijn raadsman hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in Amsterdam met hoge snelheid heeft gereden, verkeersregels heeft genegeerd en gevaar heeft veroorzaakt voor andere weggebruikers. De verdachte reed onder andere met een snelheid van 98 kilometer per uur waar maximaal 30 kilometer per uur was toegestaan. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de kantonrechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot taakstraffen en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De straffen zijn opgelegd met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid toegewezen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001825-16
datum uitspraak: 19 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 96-204662-15 en 96-012758-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 2 oktober 2015 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (motorfiets) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Albert Cuypstraat geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 98 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden;
2:
hij op of omstreeks 2 oktober 2015 te Amsterdam, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (motorfiets) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Buitenveldert-Oost, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 108 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden;
3:
hij op of omstreeks 2 oktober 2015, omstreeks 20.30 uur te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Albert Cuypstraat, een voertuig rechts heeft ingehaald en/of (vervolgens) (verderop) met hoge snelheid een park is ingereden bij het Fredriksplein en/of over een fietspad heeft gereden en/of met hoge snelheid op het Oosteinde heeft gereden, terwijl deze weg op dat moment niet verlicht was en/of met hoge snelheid tegen een stoeprand is aangereden, (waarbij het achterwiel bijna een halve meter van de grond kwam) en/of (vervolgens) bij het Professor Tulpplein met hoge snelheid een fietstunnel is ingereden en/of op de Beethovenstraat een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of op de Prinses Irenestraat (wederom) een fietspad is opgereden (welke niet was verlicht), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 2 oktober 2015 te Amsterdam als bestuurder van een motorvoertuig (motorfiets) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Albert Cuypstraat geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 98 kilometer per uur;
2:
hij op 2 oktober 2015 te Amsterdam, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (motorfiets) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Buitenveldert-Oost, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 108 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden;
3:
hij op 2 oktober 2015, te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Albert Cuypstraat, een voertuig rechts heeft ingehaald en vervolgens met hoge snelheid een park is ingereden bij het Fredriksplein en over een fietspad heeft gereden en met hoge snelheid op het Oosteinde heeft gereden, terwijl deze weg op dat moment niet verlicht was en met hoge snelheid tegen een stoeprand is aangereden, (waarbij het achterwiel bijna een halve meter van de grond kwam) en vervolgens bij het Professor Tulpplein met hoge snelheid een fietstunnel is ingereden en op de Beethovenstraat een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en op de Prinses Irenestraat een fietspad is opgereden welke niet was verlicht, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A nr 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 20 aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot 40 uur taakstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden voor feit 1, 40 uur taakstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden voor feit 2 en 40 uur taakstraf, subsidiair 20 dagen hechtenis voor feit 3.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, rijdend op zijn motor, gevaar op de weg kunnen veroorzaken en verkeersregels genegeerd. Zo heeft hij, onder andere in de binnenstad van Amsterdam, op fietspaden gereden, een rood stoplicht genegeerd en de toegestane maximumsnelheid overschreden. Op enig moment heeft hij zelfs met een snelheid van 98 kilometer per uur heeft gereden waar maximaal 30 kilometer per uur was toegestaan. Hij toonde zich, door zo te handelen volstrekt onverschillig voor de naleving van de geldende regelgeving en liet zich niets gelegen aan de mogelijkheid dat mede weggebruikers nadelige gevolgen zouden kunnen ondervinden van zijn handelwijze en hiervan zouden kunnen schrikken. Daarbij is het niet aan de verdachte te danken dat er geen verkeersongevallen zijn ontstaan. De verdachte heeft, door te handelen als onder 1, 2 en 3 bewezenverklaard, niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van andere weggebruikers in gevaar kunnen brengen.
Het hof ziet in de door de raadsman en de verdachte ter terechtzitting genoemde omstandigheden, inhoudende dat de verdachte al zijn tijd moet steken in zijn studie en zijn rijbewijs nodig heeft voor een eventuele bijbaan, geen aanleiding andere straffen op te leggen dan de kantonrechter heeft gedaan. Het hof neemt hierbij in aanmerking de ernst van de feiten, alsmede de omstandigheid dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2016 eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, taakstraffen en ontzeggingen van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 20, 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 22c, 22d en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 23 januari 2015 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het
onder 1bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het
onder 2bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het
onder 3bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 23 januari 2015, parketnummer 96-012758-14, te weten een ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2016.
[........]
.