ECLI:NL:GHAMS:2016:4174
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep van mishandeling met onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in China in 1969, was beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenoot op 7 augustus 2015 in de gemeente Castricum. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld, waaronder duwen, trekken en slaan, wat volgens de aangeefster leidde tot pijn en letsel. Tijdens de zitting op 5 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een veroordeling tot dezelfde straf als in eerste aanleg heeft geëist.
Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De foto’s van het letsel van de aangeefster konden niet worden gekoppeld aan de mishandeling die op 7 augustus 2015 zou hebben plaatsgevonden. Bovendien achtte het hof de verklaring van de zoon van de aangeefster niet voldoende om de beschuldigingen te onderbouwen. Gezien het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.
Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat de verdachte niet bewezen kan worden geacht het ten laste gelegde te hebben begaan. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare zitting.