ECLI:NL:GHAMS:2016:4164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
23-000400-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging woninginbraak in boxruimtes te Amsterdam met betrekking tot meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2014. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, was eerder veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder poging tot woninginbraak in boxruimtes. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 28 september en 4 oktober 2016 is de zaak inhoudelijk behandeld. De verdachte was samen met een medeverdachte op 21 september 2013 in Amsterdam betrapt terwijl zij inbraken in boxruimtes. De politie trof hen aan met gestolen goederen, waaronder fietsen en gereedschap, die zij uit de boxen hadden gehaald. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich toegang tot de boxen hebben verschaft door middel van braak en dat zij de goederen onder hun bereik hebben gebracht. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot een van de boxen, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstal en poging tot diefstal in andere boxen gehandhaafd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, maar het hof heeft deze straf in hoger beroep verlaagd naar veertien weken, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de uitspraak. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000400-14
Datum uitspraak: 18 oktober 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-703098-13
[verdachte],
geboren te op [geboortedag] 1968, geboorteplaats onbekend,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Omvang van het geding in hoger beroep

De verdachte is bij vonnis van de rechtbank van 17 januari 2014 veroordeeld voor hetgeen hem onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2016 is de splitsing bevolen van de zaak betrekking hebbend op het onder 3 ten laste gelegde, van de zaak betrekking hebbend op het onder 1 en 2 ten laste gelegde en de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling, nu dit in het belang van het onderzoek wordt geacht. Dit gelet op de aard van de ten aanzien van feit 3 te beantwoorden rechtsvraag en om vertraging in de afdoening van de overige zaken te voorkomen.
De inhoudelijke behandeling van de zaak met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde is aangehouden tot een nader te bepalen terechtzitting in hoger beroep. Deze zaak zal worden voortgezet onder parketnummer
23-003673-16.
Het hierna volgende betreft dus uitsluitend het hierboven genoemde vonnis van de rechtbank voor zover dit betrekking heeft op het onder 1 en 2 ten laste gelegde en de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2015 en 4 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Voor zover thans nog aan de orde is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer boxruimte(s) (gelegen aan [adres 2]) heeft weggenomen twee, in elk geval een of meer, fiets(en) en/of een radio/dvd-speler en/of gereedschap en/of vishengeld en/of een rol groen gaas en/of een of meer (overige) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van (een) slot(en) en/of deur(en) van een of meer van voornoemde boxruimte(s).
1.
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) slot(en) en/of (een) deur(en) van een of meer boxruimte(s) (gelegen aan [adres 2]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een koevoet, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, (een) slot(en) en/of (een) deur(en) van voornoemde boxruimte(s) te forceren en/of door (een) slot(en) en/of (een) deur(en) van voornoemde boxruimte(s) kapot te trappen en/of te schoppen.
2 primair:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer boxruimte(s) (gelegen aan [adres 2]) weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot een of meer van voornoemde boxruimte(s) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde boxruimte(s) is/zijn toegelopen, waarna hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (een) slot(en) en/of deur(en) van een of meer van voornoemde boxruimte(s) heeft/hebben geforceerd en/of een cilinderslot van een of meer deur(en) van voornoemde boxruimtes heeft/hebben verwijderd.
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (een) slot(en) en/of (een) deur(en) van een of meer boxruimte(s) (gelegen aan [adres 2]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een koevoet, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, (een) slot(en) en/of (een) deur(en) van voornoemde boxruimte(s) te forceren en/of door (een) slot(en) van (een) deur(en) van voornoemde boxruimte(s) te verwijderen en/of door (een) slot(en) en/of (een) deur(en) van voornoemde boxruimte(s) kapot te trappen en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2 met betrekking tot boxruimte [slachtoffer 9]

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd ten aanzien van de boxruimte van aangeefster [slachtoffer 9], in aanmerking genomen dat zij pas geruime tijd na de aanhouding van de verdachte en de medeverdachte heeft geconstateerd dat de deur van haar boxruimte was beschadigd, zodat een causaal verband met het tenlastegelegde naar het oordeel van het hof niet vaststaat. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit boxruimtes, gelegen aan [adres 2], heeft weggenomen fietsen, een radio/dvd-speler, gereedschap, een vishengel en een rol groen gaas, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak van sloten en/of deuren van voornoemde boxruimtes;
2 primair:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit boxruimtes, gelegen aan [adres 2], weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en zich daarbij de toegang tot voornoemde boxruimtes te verschaffen en die weg te nemen goederen van hun gading onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededader, naar voornoemde boxruimtes is toegelopen, waarna hij verdachte en /of zijn mededader sloten en/of deuren van voornoemde boxruimtes heeft/hebben geforceerd en/of een cilinderslot van een deur van voornoemde boxruimte heeft/hebben verwijderd.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging feit 1 primair

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachte zich een zodanige heerschappij over de goederen hadden verschaft, dat de wegneming als voltooid kan gelden. Hun opzet kon gericht zijn op iets anders dan wegneming, bijvoorbeeld de verplaatsing. De verdachte is hoogstens blijven steken in de handelingen tot wegneming, aldus de raadsvrouw. Naar het hof begrijpt bepleit de raadsvrouw op deze grond vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Ter beoordeling van het verweer leidt het hof uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 21 september 2013 gingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar een boxengang behorende bij de portiekwoningen aan [adres 2] te Amsterdam. Aldaar zou worden ingebroken in de boxruimten. Eenmaal ter plaatse aangekomen verklaarde getuige [slachtoffer 4] dat de inbrekers nog bezig waren. De verbalisanten troffen vervolgens twee mannen in de boxengang aan. Dit bleken later de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te zijn. [medeverdachte] was aan het zweten en haalde zwaar adem. De verdachte was eveneens hevig bezweet. Hij tilde een fiets omhoog en hield met zijn linkerhand een trolley vast. In die trolley zat een breekijzer. De verbalisanten zagen dat meerdere boxdeuren openstonden en dat op deze deuren sporen van braakschade zaten.
Door diverse bewoners is vervolgens aangifte gedaan. Aangever [slachtoffer 1] verklaarde dat er in de boxgang een heleboel spullen lagen die afkomstig waren uit de boxruimten. De fiets van zijn vriendin en zijn radio/dvd-speler stonden ook in de gang. Alle spullen die in zijn boxruimte stonden, waren verplaatst en doorzocht. Aangever De Hoop verklaarde dat er in zijn kelderbox was ingebroken. Zijn gereedschap en vishengel stonden in de boxengang. Zijn boxruimte was rommelig. Aangever [slachtoffer 3] verklaarde dat de meeste deuren in het complex waren opengebroken. Hij zag dat er meerdere spullen buiten de boxen stonden. Zijn fiets en een rol met groen gaas waren uit zijn box gehaald en stonden op de gang.
Uit voormelde feiten en omstandigheden, bezien in samenhang met de overige te bezigen bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte en zijn mededader diverse boxen hebben opengebroken, daaruit goederen hebben weggenomen en deze op de gang hebben neergezet. Zij hadden de betreffende voorwerpen aldus in hun macht en beschikten daarover als heer en meester. Dat de goederen nog in de boxengang stonden doet daaraan niet af. Het hof acht het gelet op de wijze waarop zij te werk gingen onaannemelijk dat de verdachte en zijn medeverdachte de voorwerpen slechts wilden verplaatsen -zoals de raadsvrouw als mogelijkheid heeft bepleit- en niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de goederen hadden. Mitsdien acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachte voltooide diefstallen – met braak – heeft gepleegd.
Het verweer wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop sinds het ten laste gelegde.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan (pogingen tot) inbraken van meerdere boxen. Daarbij hebben zij deuren en sloten die toegang gaven tot de diverse boxen beschadigd en hebben zij goederen die hen niet toebehoorden uit die boxen weggehaald. Dergelijke feiten maken een inbreuk op het eigendom van de gebruikers van die boxen en veroorzaken overlast en financiële schade. Bovendien versterken dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek passend en geboden.
Het hof constateert echter dat in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen uitspraak wordt gedaan. Daarom zal in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken met aftrek van voorarrest worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

De verdachte is bij vonnis waarvan beroep veroordeeld voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde. De rechtbank Amsterdam heeft bij voormeld vonnis ten onrechte geen beslissing genomen op de vordering tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 18 oktober 2010 (parketnummer 09-048118-10) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Uit voormeld uittreksel uit de Justitiële Documentatie (p. 11 bovenaan) blijkt dat de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 oktober 2010 (parketnummer 09-048118-10) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week reeds is gelast bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2011. Het hof zal de vordering dan ook afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in deze strafzaak aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en overigens onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
veertien (14) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 18 oktober 2010, parketnummer 09-048118-10, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
een (1) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2016.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.