2.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [X] is advocaat, kantoorhoudende te [plaats 1] . De deken is op grond van de Advocatenwet belast met het toezicht op de advocaten die kantoor houden in het arrondissement Noord-Holland.
(ii) Op 14 november 2014 heeft een zitting bij dit hof plaatsgevonden in een procedure tussen [X] en haar voormalig werkgever. Naar aanleiding van een beslissing om een nagekomen productie niet toe te laten, heeft [X] de leden van het hof gewraakt. De wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag heeft het wrakingsverzoek op 8 januari 2015 afgewezen. Naar aanleiding van een signaal van de president van het gerechtshof Amsterdam en de beslissing op het wrakingsverzoek heeft de deken [X] uitgenodigd voor een gesprek. Op 17 januari 2015 heeft [X] de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad verzocht disciplinair ontslag te vorderen van de gewraakte leden van het Amsterdamse hof en de leden van wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag aangezien zij, aldus de brief:
hun rechterlijke vrijheid hebben laten ontaarden in rechtelijke terreur (…), het Amsterdamse trio [heeft
] laten zien dat zij geen waarde hecht aan eigen (rol)regels (…)en het er op lijkt
(…) dat het Haagse trio voor bovenstaande subjectieve partijdigheid een uitweg zoekt met onderstaande absurde overwegingen (…).
Bij e-mail van 28 januari 2015 heeft de president van het gerechtshof Amsterdam zijn eerdere signalering aan de deken formeel bevestigd.
(iii) Bij brieven van 22 en 23 januari en 6 februari 2015 heeft de deken [X] bericht dat leden van het bureau van de orde een bezoek zouden brengen aan haar kantoor (hierna ook: het kantoorbezoek).
[X] heeft de landelijk deken verzocht een voorlopige voorziening te treffen teneinde het op 3 maart 2015 aangekondigde kantoorbezoek te voorkomen. Op 2 maart 2015 heeft de landelijk deken laten weten dat voor hem geen rol is weggelegd. Op 3 maart 2015 heeft [X] de plaatsvervangend deken en een lid van de raad van de orde in de hal van haar kantoor te woord gestaan, heeft hen een brief overhandigd en hen verzocht weer te vertrekken.
(vi) Bij brieven van 20 april 2015 en 11 mei 2015 heeft de deken een tweetal bezwaren tegen [X] ter kennis van de raad van discipline gebracht (hierna gezamenlijk te noemen: het dekenbezwaar), te weten, kort gezegd:
I. dat [X] niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door zich in haar brief aan de Procureur-Generaal onnodig grievend uit te laten over drie raadsheren bij het gerechtshof Amsterdam en drie raadsheren bij het gerechtshof Den Haag;
II. dat [X] weigert mee te werken aan een kantoorbezoek.
( v) Op 26 oktober 2015 hebben leden van de orde op het kantooradres van [X] met haar gesproken. Het kantoorbezoek zoals door de deken aangekondigd heeft echter geen doorgang gevonden.
(vi) Bij beslissing van 7 december 2015 heeft de raad van discipline de bezwaren van de deken in alle onderdelen gegrond verklaard en aan [X] de maatregel van schorsing voor de duur van twaalf maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk op voorwaarde dat zij, kort gezegd, meewerkt aan het kantoorbezoek.
Van deze beslissing heeft [X] hoger beroep ingesteld bij het hof van discipline. De mondelinge behandeling van dat hoger beroep heeft op 26 augustus 2016 plaatsgevonden. Het hof van discipline heeft nog geen uitspraak gedaan.