ECLI:NL:GHAMS:2016:4086
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.N. van de Beek
- C.E. Buitendijk
- J. Louwinger-Rijk
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ondertoezichtstelling en omgangsregeling tussen vader en minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige]. De vader, [Y], heeft in deze procedure de hulp ingeroepen van zijn advocaat, mr. D.E.J. Maes, terwijl de moeder, [X], werd bijgestaan door mr. C.J.P. Liefting. De Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door de heer R. Koops, was ook betrokken als verweerder in deze zaak. De moeder was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 21 april 2016 had besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers.
De moeder stelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling ontbraken en voerde aan dat er geen zorgen waren over de ontwikkeling van [de minderjarige]. De Raad betwistte dit en stelde dat er wel degelijk zorgen waren, vooral gezien het negatieve beeld dat [de minderjarige] van de vader had. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder het rapport van de Raad en verklaringen van de lerares van [de minderjarige].
Het hof concludeerde dat, hoewel er een conflictueuze relatie tussen de ouders bestaat en er geen contact is tussen de vader en [de minderjarige], dit niet leidde tot een zorgelijke situatie voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Het hof oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking niet aanwezig waren en dat de ontwikkeling van [de minderjarige] niet ernstig werd bedreigd. Daarom werd de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling afgewezen. De proceskostenveroordeling van de Raad werd eveneens afgewezen.