ECLI:NL:GHAMS:2016:4032
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidszaak tussen werknemer en Marokkaanse luchtvaartmaatschappij over tijdelijke tewerkstelling en terugkeer naar Marokko
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van een werknemer, [X], tegen zijn werkgever, Royal Air Maroc S.A., over de beëindiging van zijn tijdelijke tewerkstelling in Nederland. De werknemer, die sinds 11 juli 2007 in dienst was bij een rechtsvoorganger van de luchtvaartmaatschappij, werd op 1 november 2014 aangesteld als Regionaal Vertegenwoordiger Nederland. In een brief van 13 oktober 2014 werd de duur van zijn uitzending naar Nederland vastgesteld op vier jaar, met een opzegtermijn van minimaal drie maanden. Echter, op 21 oktober 2015 werd hij met onmiddellijke ingang ontheven uit zijn functie en moest hij terugkeren naar Marokko, zonder inachtneming van de opzegtermijn.
De kantonrechter had in een eerder vonnis geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen onder Nederlands recht viel en dat de werkgever gehouden was een opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen. De werknemer vorderde onder andere doorbetaling van loon en emolumenten, vakantiebijslag en wedertewerkstelling. Het hof oordeelde dat de werknemer in redelijkheid mocht vertrouwen op de duur van de aanstelling en dat de werkgever niet bevoegd was om de werknemer zonder opzegtermijn terug te sturen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter dat de werknemer recht had op doorbetaling van loon en emolumenten gedurende de opzegtermijn, maar verwierp de vordering tot vakantiebijslag, omdat deze al in het loon was begrepen.
Het hof vernietigde gedeeltelijk het vonnis van de kantonrechter en bekrachtigde het voor het overige. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.