ECLI:NL:GHAMS:2016:4024

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
200.176.302/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen eigenaar en Vereniging van Eigenaren over verzekering voor waterschade en besluitvorming binnen de VvE

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [X], de eigenaar van een appartement en een parkeerplaats in het Gebouw [a-straat], en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het flatgebouw en de VvE van het parkeergebouw. [X] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn vorderingen tegen de VvE's zijn afgewezen. De kern van het geschil betreft de verplichting van de VvE's om een verzekering voor waterschade af te sluiten, conform het Modelreglement 1992. De rechtbank had [X] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering om de VvE's te verplichten een verzekering af te sluiten, omdat hij niet de juiste procedure had gevolgd. Het hof oordeelt dat [X] niet de geëigende weg heeft gevolgd om zijn vordering aan de VvE's voor te leggen, en dat de VvE's voldoende inspanningen hebben geleverd om een verzekering te verkrijgen, maar dat dit door de bestaande problemen met de waterleidingen niet mogelijk was. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover [X] niet-ontvankelijk was verklaard in zijn vordering tot het sluiten van een verzekering, maar wijst deze vordering af. Het hof bekrachtigt het vonnis voor het overige en veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.176.302/01
zaak/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/215407/HA ZA 14-325
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 oktober 2016
inzake

1.[X] ,

2.
[Y],
beiden wonend te [plaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. R. Vos te Haarlem,
tegen

1.VERENIGING VAN EIGENAARS VAN HET FLATGEBOUW [a-straat] ,

2.
VERENIGING VAN EIGENAARS VAN HET PARKEERGEBOUW [a-straat],
beide gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.W.R. Koch te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] (in enkelvoud) en de VVE flatgebouw respectievelijk de VVE parkeergebouw, dan wel gezamenlijk de VVE’s genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 28 augustus 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 juni 2015, onder bovenvermeld zaak/rolnummer gewezen tussen [X] als eiser en de VVE’s als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte zijdens [X] ;
- antwoordakte zijdens de VVE’s.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vorderingen zal toewijzen, waaronder, na vermindering van eis, betaling van € 8.425,- met rente, met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten en met rente.
De VVE’s hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Zij komen neer op het volgende.
2.1
[X] is de rechthebbende van het appartementsrecht op de woning aan de [a-straat] 39 te [plaats] (hierna: het appartement), en van het appartementsrecht op de parkeerplaats in de ondergelegen parkeergarage, beide gelegen in het Gebouw [a-straat] te [plaats] . De VVE's zijn de respectievelijke verenigingen van eigenaars van Gebouw [a-straat] .
2.2
In de ‘akte van ondersplitsing in appartementsrechten’ van het Gebouw [a-straat] van 12 mei 1997 is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
ONDERSPLITSING EN VASTSTELLING REGLEMENT
Thans verklaarde de splitsingspartij over te gaan tot de hiervoor bedoelde splitsing en tot vaststelling van het reglement als bedoeld in artikel 111 lid d boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig en zoals dit reglement is opgenomen in de akte inhoudende het “Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten”, op twee januari negentienhonderdtweeënnegentig verleden voor een plaatsvervanger van notaris meester J.W. Klinkenberg te Rotterdam (…) welk reglement bij deze akte van toepassing wordt verklaard, voorzover dit reglement bij deze akte niet is gewijzigd en/of aangevuld en voorzover het gezien het aantal appartementsrechten welke van de onderhavige te splitsen registergoederen deel uitmaken van toepassing kan zijn, wordende de inhoud van gemeld reglement geacht woordelijk in deze akte te zijn opgenomen en met de onderhavige akte een geheel uit te maken, echter, met inachtneming van de volgende wijzigingen en/of aanvullingen:
WIJZIGINGEN, VASTSTELLINGEN EN/OF TOEVOEGINGEN REGLEMENT
(…)
Artikel 9 lid 1
(vervanging van de opsomming gemeenschappelijke gedeelten en zaken)-
Artikel 9 lid 1 komt te vervallen en wordt vervangen door het navolgende:
1.
Tot de gemeenschappelijke gedeelten worden onder meer gerekend:
(…)
b.
de technische installaties met de daarbij behorende leidingen met name voor luchtbehandeling, afvoer van hemelwater met de riolering, gas water de electriciteit- en telefoonleidingen het systeem voor oproep en deuropeners, de hydrofoor tenzij de hierboven bedoelde gemeenschappelijke gedeelten en zaken uitsluitend gebruikt worden en/of bestemd zijn ten behoeve van een privégedeelte.
(…)
Artikel 38 lid 6
(toevoeging inzake aanwijzing scheidsman bij geschil of bij onmogelijkheid besluitvorming)-
Indien geen besluitvorming mogelijk blijkt, waaronder begrepen de besluitvorming als bedoeld in artikel 38 lid 3, dan wel onenigheid bestaat tussen de eigenaars over de interpretatie van bepalingen van het reglement of het huishoudelijk reglement, en voorts in alle gevallen, waarin tussen de eigenaars enig geschil van welke aard ook, met betrekking tot of in verband staande met het appartementsrecht mocht rijzen -zullende een geschil geacht worden aanwezig te zijn zodra een eigenaar zulks per aangetekend schrijven aan de andere eigenaar(s) verklaart- besluit of beslist als derde voor partijen bindend, zulks op verzoek van de meest gerede partij, een door de Heer Kantonrechter van vorenbedoelde vestigingsplaats aan te wijzen scheidsman, naar beste inzicht, redelijkheid en billijkheid en wet in hoogste instantie, na partijen mondeling of schriftelijk te hebben gehoord, terwijl in de beslissing of het besluit tevens zal worden bepaald, te wiens laste de bij de uitspraak tevens bepaalde kosten teneinde tot beslissing te komen zullen komen.
(…)
2.3
In het in de akte van ondersplitsing bedoelde “Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten” (hierna: het Modelreglement 1992) is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
E. Verzekeringen
Artikel 8
1.
Het bestuur zal het gebouw verzekeren bij één of meer door de vergadering aan te wijzen verzekeraars tegen water-, storm-, brand- en ontploffingsschade en zal tevens een verzekering afsluiten voor de wettelijke aansprakelijkheid, die kan ontstaan voor de vereniging en voor de eigenaars als zodanig. Voorts zal de vergadering bevoegd zijn te besluiten tot het aangaan van verzekeringen tegen andere gevaren of tegen de wettelijke aansprakelijkheid van een bestuurder.
(…)
3.
Verzekeringsovereenkomsten worden door het bestuur afgesloten ten name van de vereniging en de gezamenlijke eigenaars. Het is daartoe, voor zover het betreft de in de eerste zin van het eerste lid bedoelde verzekeringen, slechts bevoegd indien het bepaalde in het vijfde lid wordt nageleefd.
(…)
2.4
Bij ‘Informail 25’ van 25 oktober 2013 heeft VVE flatgebouw onder meer het volgende medegedeeld aan de eigenaren:
(…)
In 2004 zijn de verzekeringen voor de VvE [A] , VvE Parkeergebouw, VvE Flatgebouw [b-straat] en VvE Flatgebouw [a-straat] in een combinatie-overeenkomst bij Avéro Achmea ondergebracht. (…)
(…)
Belangrijke mededeling
Zoals u bekend zal zijn, hebben wij vanaf 2004 regelmatig schades moeten claimen als gevolg van lekkende waterleidingen en afvoeren.
Daar waren doorgaans forse tot zeer forse bedragen mee gemoeid.
Avéro Achmea heeft ons diverse keren gewaarschuwd dat, indien deze repeterende schades zich zouden blijven voordoen, zij maatregelen zouden moeten nemen.
Helaas moeten we u nu mededelen dat thans in de gebouwenverzekering noodgedwongen de volgende clausule is opgenomen:
Uitsluiting waterschade
Van de dekking op deze verzekering is uitgesloten alle schade als gevolg van lekke en/of ondeugdelijke aan- en afvoerleidingen van water”
Voor dit moment moet u als eigenaar ervan uitgaan dat bovengenoemde gevolgschades niet meer door de verzekeraar vergoed worden.
Wij spannen ons tot het uiterste in om alsnog betere voorwaarden te krijgen, maar de eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat de kans daarop zeer klein is.
Wij zullen in elk geval onderzoeken of bijvoorbeeld een opstalpolis – afgesloten door en voor rekening van de eigenaar zelf – een oplossing kan bieden voor dit soort schadeclaims indien de clausule ongewijzigd gehandhaafd blijft.
(…)
2.5
Op 7 november 2013 heeft zich waterschade voorgedaan in het appartement van [X] .
2.6
De eigen inboedelverzekeraar van [X] (Dekra) heeft de schade aanvankelijk vastgesteld op een bedrag van € 21.496,97. Na contra-expertise op verzoek van [X] c.s. heeft de expert van Hulp Bij Schade (HBS) de schade als volgt vastgesteld:
2.7
De in 2.6 bedoelde experts hebben gezamenlijk een compromis bereikt, waarna [X] c.s. akkoord is gegaan met uitkering van een schadebedrag van € 27.500,-. In de daartoe opgemaakte Akte van Taxatie d.d. 1 mei 2014 is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Omschrijving
- Inboedel/eigenarenbelang ‘Ter finale kwijting’ EUR 27.500,00
(…)
Voorts gelden de voorwaarden:
1. dat verzekerde inzake deze schade geen vergoeding verwacht of heeft gehad van een derde;
2.8
Bij ‘Expertiserapport nr. 1’ van 19 september 2014 heeft Lengkeek Expertises onder meer het volgende geschreven:
(…)
(…)

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft [X] , kort gezegd, gevorderd:
I. De VVE’s te gebieden binnen twee maanden na het te wijzen vonnis een verzekering voor waterschade te sluiten overeenkomstig het van toepassing zijnde Modelreglement 1992, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per week met een maximum van € 50.000,-, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag;
II. VVE flatgebouw te veroordelen tot betaling van € 10.177,83, inclusief rente vanaf 18 november 2014 tot de dag van algehele betaling;
III. VVE flatgebouw te veroordelen tot het verschaffen van informatie over de dekking WA-verzekering van VVE flatgebouw;
IV veroordeling van de VVE’s in de proceskosten.
De rechtbank heeft [X] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering die ertoe strekt de VVE’s te gebieden, kort gezegd, een verzekering voor waterschade (af) te sluiten conform het van toepassing zijnde Modelreglement 1992. De vordering tot schadevergoeding en - na vermeerdering van eis - de vordering tot het verschaffen van informatie over de dekking van de WA-verzekering van de VVE Flatgebouw [a-straat] heeft de rechtbank afgewezen. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] met zijn grieven op.
3.2
Grief Iheeft de strekking dat de rechtbank [X] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn eerstgenoemde vordering op de grond dat een verzoek tot vernietiging van een besluit van een orgaan van een VVE wegens strijd met een reglement binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van dat besluit kennis heeft genomen of kennis heeft kunnen nemen bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het gebouw is gelegen had moeten worden gedaan.
3.3
De grief slaagt. Uit de stukken kan weliswaar worden afgeleid dat namens [X] bij brief van 10 april 2014 een verzoek is gedaan op de ledenvergadering van de VVE flatgebouw van 23 april 2014 een besluit aangaande het annuleren van de bestaande verzekeringsovereenkomst aan de besluitenlijst toe te voegen, maar uit het verslag van die vergadering volgt dat dit niet is gebeurd (terwijl evenmin blijkt dat genoemde brief van 10 april 2014 voorkomt bij de voor die vergadering vermelde ingekomen agendapunten) en dat ter zake geen besluit is genomen. Weliswaar heeft de VVE parkeergebouw een week later wel besloten dat de huidige verzekeringsovereenkomst zou worden voortgezet, maar dat was in feite een bevestiging van de status quo en die beslissing had, zoals de VVE’s zelf hebben aangevoerd, een in tijd beperkt karakter omdat zou worden doorgezocht naar een nieuwe verzekeraar die wel volledige dekking voor waterschade zou geven. Dat [X] vervolgens enige tijd nadien zijn op dat zoeken van een nieuwe verzekeraar betrekking hebbende vordering heeft ingediend staat in verband met een en ander aan ontvankelijkheid van de vordering niet in de weg.
3.4
De VVE’s hebben verder naar voren gebracht dat [X] de mogelijkheden om dit onderwerp aan te kaarten onbenut heeft gelaten en daarbij verwezen naar de akte van hoofdsplitsing en de akten van ondersplitsing. Dit argument slaagt. Uitgangspunt in voornoemde akten en het daarbij behorende Modelreglement 1992 is dat besluitvorming in kwesties als de onderhavige plaatsvindt in de VVE (zie bijvoorbeeld artikel 38 lid 6 Akte van ondersplitsing in appartementsrechten), terwijl de eigenaars tevens de mogelijkheid hebben, indien een door de eigenaars verlangde vergadering niet door het bestuur bijeen wordt geroepen, zelf een vergadering bijeen te roepen. Bij dispuut is in beginsel de kantonrechter de aangewezen rechter. In het geval van VVE flatgebouw is niet gebleken dat [X] deze weg heeft gevolgd toen hem gebleken was dat de door hem gewenste besluitvorming over de verzekeringskwestie niet had plaatsgevonden. Ook in het geval van VVE parkeergebouw had het op zijn weg gelegen volgens de daartoe geëigende wegen aan te sturen op hernieuwde besluitvorming over een en ander binnen de VVE alvorens zich met deze vordering tot de rechter te wenden. Om die reden kan de vordering niet worden toegewezen.
3.5
Ook op inhoudelijke gronden, waarop onder meer
grief IIbetrekking heeft, moet de vordering worden afgewezen. Die grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de VVE’s voldoende hebben gedaan om een dekking tegen waterschade te verkrijgen. De VVE’s hebben in dit kader naar voren gebracht dat zij zich omtrent de in het geding zijnde kwestie zowel door de assurantiekantoren Prent BV en Herenvest hebben laten adviseren, alsook door diverse medewerkers van Avéro Achmea, door de Vereniging Eigen Huis en de verzekeringsdeskundige J.G. van Aarle en dat zij daarnaast diverse bouwkundige experts de gebreken hebben laten onderzoeken. De uitkomst van een en ander is telkens geweest dat een (nieuwe of andere) verzekering met een volledige dekking niet mogelijk bleek bij de bestaande problematiek van de waterleidingen, aldus de VVE’s. Het hof acht een en ander voldoende om tot dezelfde slotsom als de rechtbank te komen. Weliswaar heeft [X] nog aangevoerd dat een makelaar in verzekeringen genaamd Willis, met kennis van de schadehistorie van een tijdvak van drie jaar, bereid was een verzekering met volledige dekking aan te bieden en dit te bewijzen aangeboden, maar de VVE’s hebben nadien onweersproken gesteld dat deze Willis, nadat hij door de VVE’s was geïnformeerd over de volledige schadehistorie, niet langer bereid was dit aanbod gestand te doen. Deze stelling en dit (niet langer relevante) bewijsaanbod wordt daarom van de hand gewezen.
3.6
Grief IIIhoudt in algemene termen in dat de rechtbank de onderhavige vordering ten onrechte heeft afgewezen. Als argument brengt [X] naar voren dat een verzekering verplicht is en dat met de dekkingsvermindering in feite het splitsingsreglement is gewijzigd, waarmee een wijziging in de goederenrechtelijke relatie tussen de deelgenoten en de VVE’s, zonder medewerking van alle appartementseigenaren is doorgevoerd. De VVE’s hadden daarom van de rechtbank de plicht opgelegd moeten krijgen de notariële akte en/of het reglement te doen wijzigen. In elk geval had de VVE parkeergebouw de verplichting opgelegd moeten krijgen de bedoelde verzekering inclusief dekking af te sluiten omdat zich bij haar geen schadehistorie voordoet.
3.7
Het eerste onderdeel van de grief faalt reeds omdat in eerste aanleg niet is gevorderd dat de rechtbank de VVE’s zou verplichten genoemde wijzigingen in de akte en het reglement aan te brengen. Ook in hoger beroep is dat niet gebeurd. Wat betreft de het tweede onderdeel van de grief geldt dat de VVE’s onweersproken hebben gesteld dat de verzekeraar niet bereid is een verzekering in stand te houden wanneer deze niet het hele complex beslaat waarvan parkeergebouw [a-straat] en flatgebouw [a-straat] deel uitmaken. De verzekering voor het flatgebouw en het parkeergebouw kunnen dus niet los van elkaar worden gezien en beoordeeld. Hiervoor is reeds geoordeeld dat alle pogingen een (nieuwe/andere) verzekering met dekking voor waterschade als gevolg van kapotte waterleidingen af te sluiten tot dusver hebben gefaald en dat zulks bij de huidige stand van zaken met betrekking tot de waterleidingen ook niet mogelijk zal zijn. Voor een verplichting als gevorderd bestaat dan ook geen grond, nog daargelaten dat [X] niet heeft bestreden dat zich in de parkeergarage geen (eigen) leidingen bevinden, zodat de uitsluiting van de dekking deze VVE niet raakt. Dit betekent dat ook dit onderdeel van de grief faalt.
3.8
Grief IVricht zich tegen de afwijzing van de vordering tot schadevergoeding. [X] vermindert daarbij zijn eis tot € 8.425,-. Volgens [X] heeft de rechtbank ten onrechte gemeend dat de droogkosten voor de vloer reeds waren vergoed en kan de VVE flatgebouw geen beroep doen op de tussen [X] en Dekra overeengekomen finale kwijting, omdat zij daarbij geen partij was. Volgens [X] heeft de VVE flatgebouw de totale schade niet bestreden terwijl eveneens vaststaat dat de expert van de verzekeraar van de VVE flatgebouw de (resterende) schade van [X] heeft vastgesteld, juist met betrekking tot de droogkosten en de tegels en volgens het Protocol Waterschade van de VVE flatgebouw vergoeding van dit bedrag dient plaats te vinden. De schadevergoeding van de bank is ten onrechte afgewezen omdat er wel een geforceerde droging met de luchtbehandelingsinstallatie in het appartement heeft plaatsgevonden en dus ten onrechte is geoordeeld dat niet aan de schadebeperkingsplicht is voldaan.
3.9
Wat de bank betreft geldt dat droging middels de luchtbehandelingsinstallatie in het appartement geen geforceerde droging is maar reguliere droging. [X] heeft overigens ook zelf bij de comparitie in eerste aanleg verklaard dat niet geforceerd is gedroogd. Dit brengt mee dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat daardoor niet aan de schadebeperkingsplicht is voldaan. Dit nog daargelaten dat [X] zijn stelling dat er schade is aan de bank, bezien in het licht van de betwisting daarvan door de VVE flatgebouw, onvoldoende heeft onderbouwd. Op dit onderdeel faalt de grief.
3.1
Wat betreft het overige deel van de vordering is het volgende van belang. Zowel de Dekra als HBS, die de contra expertise heeft verricht, heeft bij de begroting van de schade de posten waardevermindering hardstenen vloer wc en badkamer en het drogen van de vloer in de begroting meegenomen. Nu ter zake een vaststellingsovereenkomst is gesloten waarbij deze posten niet zijn uitgesloten wordt [X] geacht een volledige vergoeding daarvoor te hebben gekregen. De taxateur van de VVE is er vervolgens ten onrechte van uitgegaan dat deze posten niet door de eigen verzekeraar waren vergoed en heeft deze begroot op € 7.123,83. De VVE flatgebouw heeft hieromtrent gesteld dat haar expert niet op de hoogte was van het feit dat de schade reeds volledig aan [X] was vergoed en dat [X] niet naar waarheid heeft verklaard over die vergoeding en over de geforceerde droging. [X] heeft een en ander niet betwist. Het hof gaat er daarom van uit dat [X] zijn volledige schade (en mogelijk zelfs meer dan dat) vergoed heeft gekregen en dat de expert van de VVE door [X] daarover niet juist en volledig is geïnformeerd, zodat de VVE flatgebouw niet kan worden gehouden aan de schadeopstelling van die expert. De grief faalt ook op deze onderdelen.
3.11
Grief V, die beoogt dat de VVE flatgebouw de polisvoorwaarden van haar WA-verzekering aan [X] kenbaar maakt, faalt bij gebrek aan belang nu dat blijkens productie 20 bij antwoordakte in eerste aanleg is gebeurd.
3.12
Grief VIfaalt ook omdat gelet op de uitkomst van de zaak de proceskosten van de eerste aanleg (en overigens ook van het hoger beroep) ten laste van [X] moeten komen.
3.13
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover [X] daarbij onder 5.1 niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering. Deze vordering zal worden afgewezen. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd. [X] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover [X] daarbij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering tot het gebieden van het sluiten van een verzekering voor waterschade
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst deze vordering af;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de VVE’s begroot op € 711,- aan verschotten en € 894,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen mrs. J.C.W. Rang, L.A.J. Dun en D.L.M.T. Dankers-Hagenaars en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2016.