ECLI:NL:GHAMS:2016:4001
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor poging tot zware mishandeling en bedreiging na tegenstrijdige verklaringen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging, waarbij de feiten zich zouden hebben afgespeeld op 29 september 2014 in Dirkshorn. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanrijden van het slachtoffer met een auto, alsook bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 september 2016 zijn de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer aan de orde gekomen. De verklaringen verschilden wezenlijk van elkaar en werden ondersteund door getuigen. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar had aangereden, terwijl de verdachte stelde dat het slachtoffer was gestruikeld en dat hij geen opzet had gehad om haar aan te rijden. Het hof oordeelde dat voor een bewezenverklaring vereist is dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit bleek niet het geval te zijn.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De advocaat-generaal had gevorderd tot een geldboete, maar het hof oordeelde dat de tegenstrijdige verklaringen en het gebrek aan bewijs leidden tot vrijspraak. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.