ECLI:NL:GHAMS:2016:4001

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
23-000824-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor poging tot zware mishandeling en bedreiging na tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging, waarbij de feiten zich zouden hebben afgespeeld op 29 september 2014 in Dirkshorn. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanrijden van het slachtoffer met een auto, alsook bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 september 2016 zijn de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer aan de orde gekomen. De verklaringen verschilden wezenlijk van elkaar en werden ondersteund door getuigen. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte haar had aangereden, terwijl de verdachte stelde dat het slachtoffer was gestruikeld en dat hij geen opzet had gehad om haar aan te rijden. Het hof oordeelde dat voor een bewezenverklaring vereist is dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit bleek niet het geval te zijn.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De advocaat-generaal had gevorderd tot een geldboete, maar het hof oordeelde dat de tegenstrijdige verklaringen en het gebrek aan bewijs leidden tot vrijspraak. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de jongste raadsheer niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-000824-16
datum uitspraak: 4 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer
15-211870-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1946,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na een in hoger beroep toegelaten wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 september 2014 te Dirkshorn, gemeente Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een auto (type Opel Movano, bus) tegen die [slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 29 september 2014 te Dirkshorn, gemeente Schagen, opzettelijk (mishandelend) met een door hem bestuurde auto tegen (het lichaam van) een persoon, te weten [slachtoffer] , is aangereden, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 29 september 2014 te Dirkshorn, gemeente Schagen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een auto (type Opel Movano, bus) gereden in de richting van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.

Vrijspraak

De aangeefster [slachtoffer] en de verdachte hebben ten overstaan van de politie een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen die zich op 29 september 2014 op het grasveld in [park] hebben afgespeeld. De lezingen verschillen wezenlijk van elkaar en kunnen niet beide juist zijn. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar heeft aangereden, ten gevolge waarvan zij is gevallen. De verdachte zegt dat de aangeefster is gestruikeld toen zij zich in de richting van zijn auto begaf, dat hij geenszins de bedoeling had haar aan te rijden, dat hij haar ook niet heeft geraakt en dat hij is omgekeerd toen hij merkte dat de aangeefster er bezwaar tegen had dat hij een stukje over het gras reed. Elk van de lezingen wordt door getuigen ondersteund. De verschillende verklaringen wijzen er wel op dat de aangeefster, toen zij zag dat de verdachte over het gras wilde gaan rijden, boos werd en in de richting van de auto van de verdachte is gelopen, alsmede dat de verdachte niet zijn weg over het gras heeft vervolgd, maar is omgekeerd en op andere wijze zijn bestemming heeft bereikt.
Wat hier verder van zij, voor een bewezenverklaring is vereist dat buiten redelijke twijfel komt vast te staan dat de verdachte [slachtoffer] heeft aangereden, daartoe een poging heeft gedaan of ermee heeft gedreigd, alsmede dat hij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn en/of letsel dan wel het aanjagen van vrees. Dat acht het hof niet bewezen. De verdachte zal daarom van het hem primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2016.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.