ECLI:NL:GHAMS:2016:3968

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
23-000391-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren met betrekking tot slachtschapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1945, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanvoeren van slachtschapen op zijn veehouderijbedrijf in Noordbeemster, wat in strijd was met de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen. De tenlastelegging betrof de periode van 5 juni 2012 tot en met 4 november 2012. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deelnemer was aan een pilot die het hem toestond om slachtschapen onder bepaalde voorwaarden op zijn bedrijf onder te brengen. Tijdens de zittingen op 29 mei 2015 en 15 september 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, maar heeft ook geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Het hof heeft het vonnis van de economische politierechter vernietigd en de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, gezien de bijzondere omstandigheden van de pilot en de ontheffing die de verdachte had verkregen.

Uitspraak

parketnummer: 23-000391-14
datum uitspraak: 29 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 31 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 81-184789-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1945,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 mei 2015 en 15 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 5 juni 2012 tot en met 4 november 2012 te Noordbeemster, gemeente Beemster, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk 251, in elk geval een of meer slachtschapen heeft aangevoerd op zijn veehouderijbedrijf gelegen aan de [adres 1] vanaf twee, in elk geval of meer, ingevolge artikel 21 van de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TS’s erkend(e) geitenverzamelcentrum/centra, te weten de verzamelplaats Leeuwarden (UBN 2390299) en/of de verzamelplaats Purmerend (UBN 6107282).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de economische politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 5 juni 2012 tot en met 4 november 2012 te Noordbeemster, gemeente Beemster, opzettelijk 251 slachtschapen heeft aangevoerd op zijn veehouderijbedrijf gelegen aan de [adres 1] vanaf twee ingevolge artikel 21 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s erkende geitenverzamelcentra, te weten de verzamelplaats Leeuwarden (UBN 2390299) en de verzamelplaats Purmerend (UBN 6107282).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 18 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 10.000,00, subsidiair 85 dagen hechtenis, waarvan € 2.500,00, subsidiair 35 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in 2012 slachtschapen, afkomstig van verzamelcentra in Leeuwarden en Purmerend, aangevoerd op zijn vetweiderijbedrijf in Noordbeemster, hetgeen op grond van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s niet is toegestaan. In 2015 is echter een pilot van een kwaliteitssysteem gestart waarbinnen deelnemende vetweiderijbedrijven als zij voldoen aan bepaalde eisen een ontheffing kunnen krijgen om slachtschapen tijdelijk op een primair vetweiderijbedrijf onder te brengen, alvorens ze naar de slacht worden vervoerd. De verdachte is deelnemer aan deze pilot en heeft voor zijn bedrijf een dergelijke ontheffing gekregen.
Ter terechtzitting heeft de getuige-deskundige [getuige], inspecteur bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, verklaard dat het de verdachte als deelnemer aan het kwaliteitssysteem zoals dat in de pilot is ingevoerd thans is toegestaan te handelen op de wijze zoals hem wordt ten laste gelegd.
In verband met het voorgaande acht het hof het – met de advocaat-generaal – raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. D.J.M.W. Paridaens en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 september 2016.