ECLI:NL:GHAMS:2016:3964

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
23-000912-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende schuldheling van een telefoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2016. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van schuldheling van een iPhone 4 en een bromfiets. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in hoger beroep slechts tegen bepaalde parketnummers beroep heeft ingesteld, en heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld. De verdachte werd vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar het hof oordeelde dat hij schuldig was aan schuldheling van de iPhone 4, die was verkregen door een woninginbraak. Het hof heeft de straf bepaald op een jeugddetentie van 130 dagen, met bijzondere voorwaarden, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde beslissingen van de rechtbank.

Uitspraak

parketnummer: 23-000912-16
datum uitspraak: 19 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2016 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-750143-15, 15-750096-15, 15-120991-15 en 15-870203-15, alsmede 15-750024-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Omvang van het hoger beroep

Blijkens de aan de appelakte van 8 maart 2016 ten grondslag liggende volmachten heeft de verdachte bedoeld het hoger beroep slechts te richten tegen de zaken met de parketnummers 15-750096-15 en 15‑870203‑15, alsmede 15-750024-14 (TUL). Het hof zal het hoger beroep dan ook beschouwen als beperkt tot de zaken met deze parketnummers.
Het hof stelt vast dat de feiten met parketnummer 15-750096-15 ten laste zijn gelegd als de feiten 2, 3 en 4 op de inleidende dagvaarding met parketnummer 15-750143-15.
Het hof zal - nu de rechtbank ter zake van de in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten één hoofdstraf heeft uitgesproken - op de voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering in geval van vernietiging van het vonnis ten aanzien van de straf bij dit arrest voor het in eerste aanleg in de zaken met parketnummers 15-750143-15 (feit 1) en 15-120991-15 bewezenverklaarde de straf bepalen.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2016 heeft de raadsman te kennen gegeven dat de verdachte het hoger beroep ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-750096-15 (het feit van de zogenaamde loksnorfiets; op de inleidende dagvaarding onder parketnummer 15-750143-15 als tweede feit opgenomen) niet wil handhaven, zodat hij geacht moet worden de eerder ten aanzien daarvan opgegeven bezwaren in te trekken. Daarom zal hij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak ten aanzien van dat feit, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. Het hof zal, gelet op de inhoud van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ook voor dit feit (parketnummer 15-750143-15 feit 2 en voorzien van parketnummer 15-750096-15) in geval van vernietiging van het vonnis de straf bepalen.
De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 15-750096-15 (inleidende dagvaarding met parketnummer 15-750143-15) onder 3 primair, 3 subsidiair en 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte in de zaak met parketnummer 15-750096-15 onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2016 en 5 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-870203-15:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2015 tot en met 22 januari 2015 te Alkmaar, althans in Nederland, een bromfiets Piaggio C38, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde bromfiets wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof
en/of
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2015 tot en met 23 januari 2015 te Alkmaar, althans in Nederland, een iPhone 4 (voorzien van imeinummer [nummer]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde telefoon wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Naar het oordeel van het hof vindt de verklaring van getuige Leek over de verkoop van de Piaggio C38 door de verdachte onvoldoende steun in overige bewijsmiddelen, zodat de verdachte van dit cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
De verdachte heeft de iPhone 4, die op 7 januari 2015 is weggenomen bij een woninginbraak, op 23 januari 2015 kort in gebruik gehad. Met betrekking tot deze iPhone 4 heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat een jongen van wie hij de naam niet wil noemen hem heeft gevraagd de geblokkeerde telefoon te ontgrendelen. Die jongen liet de bijbehorende doos zien en zei dat hij de telefoon niet in een winkel had gekocht. De verdachte vond het wel vreemd dat de telefoon was vergrendeld.
Als feit van algemene bekendheid heeft te gelden dat mobiele telefoons veelvuldig voorwerp zijn van diefstal. Gelet op de aard van het verzoek waarover de verdachte heeft verklaard, het ontgrendelen van een geblokkeerd telefoontoestel, in combinatie met de omstandigheid dat de aanbieder had gezegd dat hij de telefoon niet in een winkel had gekocht en dat de verdachte het vreemd vond dat de telefoon was vergrendeld en hij bovendien niet over nadere informatie beschikte omtrent de herkomst van deze telefoon, is het hof van oordeel dat de verdachte in ernstige mate is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht naar de herkomst van de telefoon, zodat hij met de voor schuldheling vereiste grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Dat de verdachte nadrukkelijk zwijgt over de identiteit van de persoon die hem volgens zijn verklaring heeft verzocht de telefoon te ontgrendelen, sterkt het hof in zijn overtuiging dat de verdachte minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon van misdrijf afkomstig was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15‑870203-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 januari 2015 in Nederland een iPhone 4,voorzien van imeinummer [nummer], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde telefoon redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-870203-15 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-870203-15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-870203-15 bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-870203-15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 15-750143-15 onder 1 en 2 subsidiair (feit 2 voorzien van parketnummer 15-750096-15), in de zaak met parketnummer 15-120991-15 onder 1 subsidiair, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 15-870203-15 bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 137 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de Jeugd- & Gezinsbeschermers Alkmaar en de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens die instantie zullen worden gegeven.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte beperkt hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 136 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de Jeugd- & Gezinsbeschermers Alkmaar en de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens die instantie zullen worden gegeven.
Nu in hoger beroep slechts het in de zaak met parketnummer 15-870203-15 ten laste gelegde aan de orde is, zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering eerst de straf bepalen ten aanzien van de in eerste aanleg in de zaken met parketnummers 15-750143-15 (tevens inhoudende de feiten met parketnummer 15-750096-15) en 15-120991-15 bewezen verklaarde misdrijven. Het hof bepaalt deze straf op een jeugddetentie voor de duur van 130 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de Jeugd- & Gezinsbeschermers Alkmaar en de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens die instantie zullen worden gegeven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door zich schuldig te maken aan schuldheling van een telefoon heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de volgende de verdachte betreffende rapporten:
  • een plan van aanpak van de Jeugd- & Gezinsbeschermers van 6 januari 2016;
  • een voortgangsrapportage d.d. 27 juni 2016 van de Jeugd- & Gezinsbeschermers
  • een voortgangsrapportage van de Jeugd-&Gezinsbeschermers inhoudende een update-versie van augustus 2016, gevoegd bij de brief van de raadsman van 31 augustus 2016;
  • adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 januari 2016 en 3 februari 2016;
  • een psychodiagnostisch onderzoeksverslag van 26 januari 2016, opgesteld door gedragsdeskundige mw. drs. [naam 1] onder supervisie van gedragsdeskundige/GZ-psycholoog mw. drs. [naam 2].
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 september 2016 is hij eerder schuldig bevonden aan een schuldheling. Gelet daarop evenals rekening houdend met de aard van het bewezen verklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit voornoemde rapporten, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Noord‑Holland van 23 september 2014 (parketnummer 15-750024-14) opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 14 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-750143-15 (op de inleidende dagvaarding voorzien van parketnummer 15-750096-15) onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in eerste aanleg in de zaken met parketnummers 15-750143-15 (feit 1 en 2 subsidiair waarbij het laatstgenoemde feit tevens bekend is onder parketnummer 15-750096-15) en 15-120991-15 bewezen verklaarde op het volgende:
Een jeugddetentie voor de duur van 130 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte groot 30 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, met een proeftijd van twee jaren.
De tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, zal bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- zen behoeve van de vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
En onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de Jeugd- & Gezinsbeschermers te Alkmaar en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang die jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen, die hem zullen worden gegeven door of namens de Jeugd- & Gezinsbeschermers te Alkmaar.
Met opdracht aan de gecertificeerde instelling, te weten de Jeugd- & Gezinsbeschermers te Alkmaar, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie noodzakelijk oordeelt.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15‑870203-15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-870203-15 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
7 (zeven) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 september 2014, parketnummer 15-750024-14, te weten van:
een
jeugddetentievoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. F.A. Hartsuiker en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 september 2016.
Mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.