ECLI:NL:GHAMS:2016:396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
23-000996-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake poging tot zware mishandeling en bedreiging met vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2015. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met een vuurwapen. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 9 september 2012 te Amsterdam, waarbij de verdachte de benadeelde partij [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebracht door hem met de kolf van een vuurwapen in het gezicht te slaan en hem te schoppen. Daarnaast bedreigde de verdachte zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] met de dood door hen te bedreigen met een vuurwapen en dreigende woorden te uiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, maar het hof heeft de straf verhoogd naar 18 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn van de strafvervolging. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, waarvan een deel is toegewezen. Het hof heeft de vordering van [benadeelde 1] tot € 2.400,00 aan immateriële schade toegewezen en de vordering van [benadeelde 2] tot € 2.750,00, bestaande uit materiële en immateriële schade, eveneens toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding te betalen, met wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-000996-15
datum uitspraak: 2 februari 2016
VERSTEK (raadsman niet-gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-670739-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de strafzaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 09 september 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- éénmaal of meermalen voornoemde [benadeelde 1] (met (de kolf van) een vuurwapen) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- éénmaal of meermalen voornoemde [benadeelde 1] (met geschoeide voet) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
- éénmaal of meermalen voornoemde [benadeelde 1] tegen een arm en/of tegen de nek, althans tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt;
1.
subsidiair:
hij op of omstreeks 09 september 2012 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [benadeelde 1]
- éénmaal of meermalen voornoemde [benadeelde 1] (met (de kolf van) een vuurwapen) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- éénmaal of meermalen voornoemde [benadeelde 1] (met geschoeide voet) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
- éénmaal of meermalen voornoemde [benadeelde 1] tegen een arm en/of tegen de nek, althans tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,
waardoor voornoemde [benadeelde 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 09 september 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde 1] en/of M. [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan voornoemde [benadeelde 1] en/of voornoemde [benadeelde 2] gericht en/of gericht gehouden en/of getoond en/of
- ( daarbij) voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet bukken, ik ga je schieten" en/of "Jij gaat stoer doen, ik ga jou nu schieten" en/of "Wat denk je dat je bent, leef je nog, ben je nog niet dood" en/of "Ik schiet je in je ballen, ik schiet je in je benen" en/of "Ik ga je vermoorden, ik schiet je dood. Opstaan en vooruit lopen" en/of "Je gaat eraan, ik ga je vermoorden" en/of "Als je moeilijk doet, schiet ik jou ook dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een vuurwapen op het hoofd en/of in de richting van het hoofd, in elk geval in de richting van het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] heeft geschoten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het de verdachte onder 2 ten laste gelegde tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:

ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:op 9 september 2012 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet

- meermalen voornoemde [benadeelde 1] met de kolf van een vuurwapen in het gezicht heeft geslagen en
- meermalen voornoemde [benadeelde 1] in het gezicht heeft getrapt en
- voornoemde [benadeelde 1] tegen een arm en tegen de nek heeft geschopt;

ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:op 9 september 2012 te Amsterdam, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend

- een vuurwapen op voornoemde [benadeelde 1] en voornoemde [benadeelde 2] gericht en gericht gehouden en
- daarbij voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Je moet bukken, ik ga je schieten" en "Jij gaat stoer doen, ik ga jou nu schieten" en "Ik ga je vermoorden, ik schiet je dood. Opstaan en vooruit lopen" en "Je gaat eraan, ik ga je vermoorden" en
- daarbij voornoemde [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je moeilijk doet, schiet ik jou ook dood" en
- met een vuurwapen in de richting van het hoofd van voornoemde [benadeelde 1] heeft geschoten.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
In de onderhavige strafzaak heeft de verdachte meermalen met de kolf van een vuurwapen in het gezicht van slachtoffer [benadeelde 1] geslagen, meerdere keren in diens gezicht getrapt en tegen een arm en de nek geschopt. Het slachtoffer is als gevolg hiervan met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht en behandeld in verband met een fractuur aan een oogkas, verschillende kneuzingen in zijn gezicht, waaronder een gekneusde kaak, en kneuzingen op het lichaam. Gelet op de kwetsbaarheid van het hoofd acht het hof de kans, dat met het slaan met de kolf van een vuurwapen in het gezicht en schoppen tegen het gezicht zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt, aanmerkelijk. Door zo te handelen heeft de verdachte minst genomen de bewust aanmerkelijke kans aanvaard op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd - rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van
Strafrecht - dat de verdachte na bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan buitensporig geweld jegens het slachtoffer [benadeelde 1] , waarbij [benadeelde 1] letsel heeft opgelopen. Voorts heeft de verdachte voornoemde [benadeelde 1] en het slachtoffer
[benadeelde 2] ernstig bedreigd, waarbij zelfs met een vuurwapen in de richting van het hoofd van slachtoffer [benadeelde 1] is geschoten. Door zo te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Uit de slachtofferverklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] komt naar voren dat deze situatie veel indruk heeft gemaakt op de slachtoffers en gezien het openlijke karakter van deze gepleegde strafbare feiten kan dit bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten als de onderhavige zich vaak nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen, hetgeen duidelijk is geworden uit de slachtofferverklaringen van beide slachtoffers.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 januari 2016 is de verdachte strafrechtelijk, in het bijzonder ter zake van geweldsdelicten, onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten met behulp van een vuurwapen zijn gepleegd, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden voor feiten als de onderhavige passend en geboden. Het hof constateert dat de strafvervolging van de verdachte in de eerste aanlegfase niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, aangezien de verdachte op 13 september 2012 in bewaring is gesteld en hij vanaf die dag in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank heeft op 3 februari 2015 vonnis gewezen. De redelijke termijn is mitsdien met ongeveer 5 maanden overschreden, terwijl niet gebleken is van een bijzondere omstandigheid die deze overschrijding kan rechtvaardigen, hetgeen tot strafvermindering aanleiding geeft. Het hof zal met inachtneming hiervan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.830,00 (€ 1.430,00 aan materiële schade – lidmaatschap sportschool 4 maanden à € 180,00, eigen risico à € 350,00 en kosten in verband met verhuizing à
€ 900,00 – en € 2.400,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.400,00 (aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (9 september 2012) tot aan de dag van de algehele voldoening en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor de schadepost eigen risico niet ontvankelijk verklaard en de vordering voor het overige afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 2.750,00 (€ 350,00 aan eigen risico en € 2.400,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening en gevorderd tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot afwijzing van de vordering voor het overige.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door deze geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en niet is gebleken dat deze zich op grond van het bepaalde van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, in hoger beroep (wederom) als benadeelde partij in dit strafproces heeft gevoegd, dient de vordering in hoger beroep buiten beschouwing te blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 350,00 (driehonderdvijftig euro) materiële schade en € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 350,00 (driehonderdvijftig euro) materiële schade en € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. F.A. Hartsuiker en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van
mr. D. Zeiss, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 februari 2016.