ECLI:NL:GHAMS:2016:3931

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
200.187.985/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over collectieve acties door vakbond tegen Jumbo

In deze zaak heeft de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter had FNV veroordeeld om zich te onthouden van collectieve acties die de bedrijfsvoering van Jumbo Distrubutiecentrum B.V. zouden hinderen. Dit vonnis was uitgesproken in een kort geding dat was aangespannen door Jumbo. FNV heeft in hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis moet vernietigen en de vordering van Jumbo moet afwijzen, met veroordeling van Jumbo in de kosten van beide instanties. Jumbo heeft op zijn beurt geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van FNV in de kosten van het hoger beroep.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. FNV heeft daarbij benadrukt dat het principiële belang van het collectief actierecht in Nederland in het geding is. Echter, enkele dagen voor de zitting heeft Jumbo een brief gestuurd waarin zij FNV op de hoogte stelt van gesprekken over een mogelijke overname van de Centrale Slagerij, wat de aanleiding was voor de oorspronkelijke vordering. FNV heeft erkend dat het vonnis, wat betreft de hoofdveroordeling, door deze brief zijn betekenis heeft verloren, maar stelde dat er nog steeds voldoende belang was bij het hoger beroep.

Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep geen verandering kan brengen in de feitelijke situatie en dat het gebrek aan voldoende belang leidt tot verwerping van het hoger beroep. Tevens is er geen behoefte aan een beslissing over de proceskosten, aangezien Jumbo heeft toegezegd de proceskosten van FNV te vergoeden. Het hof heeft het hoger beroep derhalve verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.187.985/01 SKG
zaaknummer rechtbank (Amsterdam) : C/13/603149/KG ZA 16-202
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 september 2016 (bij vervroeging)
inzake
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. L.C.J. Sprengers te Utrecht,
tegen
JUMBO DISTRIBUTIECENTRUM B.V.,
gevestigd te Veghel,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.R.J. Croiset van Uchelen te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna FNV en Jumbo genoemd.
FNV is bij dagvaarding van 22 maart 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2016, in kort geding gewezen tussen Jumbo als eiseres en FNV als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, met een productie.
FNV heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van Jumbo alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Jumbo in de kosten van beide instanties.
Jumbo heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van FNV in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep, met nakosten en wettelijke rente.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 26 augustus 2016 door hun advocaten – FNV door mr. Sprengers voornoemd, Jumbo door mr. S. Sissink, advocaat te Amsterdam - doen bepleiten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. FNV heeft nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2 (2.1 t/m 2.12) de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof bij de beoordeling hierna als uitgangspunt.

3.Beoordeling van het belang van FNV in hoger beroep

3.1.
In dit geding heeft Jumbo bij inleidende dagvaarding van 24 februari 2016 gevorderd FNV te veroordelen om
( a) zich te onthouden van collectieve acties die de bedrijfsvoering van Jumbo op welke wijze dan ook hinderen, dit ten minste totdat sprake is van een concreet voorgenomen besluit van Jumbo om de Centrale Slagerij te verkopen aan een specifieke partij of meerdere mogelijke specifieke partijen, althans voor een door de voorzieningenrechter te bepalen duur, onder verbeurte van een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat FNV in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
( b) zich te onthouden van collectieve acties waarbij er sprake is van een schending van procedurele regels, onder verbeurte van een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom voor iedere dag dat FNV in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen.
3.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter FNV veroordeeld zich te onthouden van collectieve acties die de bedrijfsvoering van Jumbo op welke wijze dan ook hinderen, tot het moment waarop ofwel Jumbo FNV op grond van de SER-Fusiegedragsregels in kennis dient te stellen van de voorbereiding van een overname (‘fusie’ in de zin van de SER-Fusiegedragsregels) ofwel – indien dat eerder zal zijn – Jumbo daadwerkelijk met FNV over een overname in overleg treedt. De voorzieningenrechter heeft FNV veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen komt FNV op in dit spoedappel.
3.4.
Enkele dagen voor de zitting in hoger beroep is als productie toegestuurd een brief van 23 augustus 2016 van (kort gezegd) Jumbo aan onder anderen FNV. Deze brief behelst als onderwerp “Kennisgeving conform artikel 3 en 4 SER-besluit Fusiegedragsregels 2015”. In de brief wordt meegedeeld dat de geadresseerden conform artikel 3 en 4 van het SER-besluit Fusiegedragsregels op 23 augustus 2016 geïnformeerd zijn over de gesprekken tussen (kort gezegd) Jumbo als verkoper en Meat Friends Noord B.V. als koper over een voorgenomen koop/verkoop van de Centrale Slagerij van Jumbo te Beilen.
3.5.
Door het hof is daags voor de zitting aan partijen per e-mail de vraag voorgelegd of als gevolg van deze kennisgeving het vonnis, wat de hoofdveroordeling van FNV (kort gezegd: de veroordeling van FNV zich te onthouden van collectieve acties) betreft, nog wel betekenis heeft en of FNV nog wel voldoende belang heeft bij het ingestelde hoger beroep.
3.6.
FNV heeft ter zitting erkend dat het vonnis, wat deze hoofdveroordeling betreft, als gevolg van de onder 3.4 genoemde brief is uitgewerkt en dat zij in zoverre geen belang meer heeft bij het hoger beroep. Zij heeft echter betoogd nog steeds voldoende belang bij het hoger beroep te hebben. Zij heeft daarbij gewezen op het principiële belang bij een uitspraak in hoger beroep, in het bijzonder door te stellen dat het collectief actierecht in Nederland rechtersrecht bij uitstek is. Zij heeft voorts naar voren gebracht dat zij er belang bij heeft om het oordeel van het hof over het bestreden vonnis te vernemen voor toekomstige vergelijkbare situaties bij de betrokken werkgever. FNV heeft ten slotte gesteld dat zij belang heeft bij een uitspraak van het hof over de proceskostenveroordeling.
3.7.
Geoordeeld moet worden dat het hoger beroep geen verandering kan brengen in de thans bestaande feitelijke situatie, waarbij – ongeacht het oordeel van het hof – de door de voorzieningenrechter uitgesproken veroordeling van FNV om zich te onthouden van collectieve acties bij Jumbo is uitgewerkt. De inzet van het onderhavige hoger beroep heeft derhalve in zoverre geen betekenis meer. Voor zover FNV met een beoordeling van haar grieven in dit kort geding een principieel belang nastreeft, geldt dat zodanig belang niet een voldoende belang zoals door artikel 3:303 BW vereist oplevert, daargelaten nog dat een beoordeling in kort geding – ook in hoger beroep – niet bindend is in een bodemprocedure en daarom moeilijk valt in te zien hoe deze het nagestreefde principiële belang zou kunnen dienen. Hetzelfde geldt voor het door FNV gestelde belang om het oordeel van het hof met het oog op toekomstige vergelijkbare situaties te vernemen, temeer nu niet aannemelijk is – FNV heeft geen feiten gesteld die een zodanige conclusie kunnen dragen – dat bij Jumbo een vergelijkbare situatie als waarop het bestreden vonnis ziet, aanstaande is. Ten slotte is aan het belang van FNV ter zake van de proceskosten de grondslag komen te ontvallen doordat ter zitting in hoger beroep namens Jumbo onvoorwaardelijk en ondubbelzinnig is toegezegd de door de voorzieningenrechter te haren gunste uitgesproken proceskostenveroordeling niet ten uitvoer te leggen en is aangeboden, voor zover te dezen van belang, de proceskosten van FNV in beide instanties (naar het hof begrijpt volgens het geldende liquidatietarief, derhalve: € 1.435,- voor de eerste aanleg en € 3.477,95 voor het hoger beroep) te vergoeden, waarbij het hof – bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel – ervan uitgaat dat Jumbo deze toezegging en dit aanbod gestand zal doen.
3.8.
Het voorgaande brengt mee dat het door FNV ingestelde hoger beroep wegens gebrek aan voldoende belang moet worden verworpen. Nu Jumbo heeft toegezegd de proceskosten van FNV te vergoeden, bestaat evenmin voldoende belang bij een beslissing omtrent de kosten van het hoger beroep, zodat een zodanige beslissing achterwege wordt gelaten.

4.Beslissing

Het hof:
verwerpt het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, R.J.F. Thiessen en R.T. Terpstra en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 september 2016.