Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.V.o.f. Biggym,
Big Holding B.V.,
[X] Beheer B.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de geldigheid van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. De appellanten, V.o.f. Biggym en Big Holding B.V., zijn in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 5 februari 2016 is gewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van de geïntimeerde, [geïntimeerde], nietig was, omdat de noodzaak voor het beding niet was gemotiveerd in de arbeidsovereenkomst die op 1 maart 2015 tot stand was gekomen. De appellanten hebben in hoger beroep twee grieven ingediend, gericht tegen deze beslissing.
De feiten zijn als volgt: [geïntimeerde] trad op 1 maart 2014 in dienst bij Biggym op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. In deze overeenkomst was een concurrentiebeding opgenomen. Na afloop van de overeenkomst is deze stilzwijgend verlengd, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen nieuwe arbeidsovereenkomst was gesloten per 1 maart 2015. De kantonrechter heeft het concurrentiebeding geschorst, omdat het te ruim was geformuleerd en [geïntimeerde] onbillijk benadeelde.
Het hof heeft de grieven van Biggym verworpen en bevestigd dat er op 1 maart 2015 een nieuwe tijdelijke arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof oordeelde dat het concurrentiebeding nietig was, omdat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 7:653 BW, dat per 1 januari 2015 van kracht is geworden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Biggym in de proceskosten van het hoger beroep.