ECLI:NL:GHAMS:2016:3925

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
30 september 2016
Zaaknummer
200.180.746/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overgangsregeling VUT-regeling en aanspraak lease-auto na vervroegd uittreden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Ambulance Amsterdam B.V. inzake de overgangsregeling van de VUT-regeling en de aanspraak op een lease-auto na vervroegd uittreden. [appellant] is op 1 april 2004 in dienst getreden bij Ambulance Amsterdam en heeft per 19 juni 2014 gebruik gemaakt van de overgangsregeling, waarbij hij onbetaald verlof genoot voor de duur van twee jaar en negen maanden. Tijdens deze periode heeft hij aanspraak gemaakt op het gebruik van een lease-auto, die hem eerder ter beschikking was gesteld op basis van zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] geen recht had op compensatie voor het gebruik van de lease-auto na zijn uittreden. Het hof bevestigt deze beslissing, waarbij het hof oordeelt dat [appellant] na zijn uittreden geen aanspraak meer kan maken op de lease-auto, omdat de arbeidsovereenkomst niet meer van toepassing was. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.180.746/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 3938682 CV EXPL 15-5987
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 september 2016
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. Q.A.L.M. Gijsbers te Amsterdam,
tegen
AMBULANCE AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C. Nekeman te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Ambulance Amsterdam genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 18 november 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2015, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Ambulance Amsterdam als gedaagde.
Bij arrest van 15 december 2015 heeft het hof een comparitie van partijen bevolen. Deze comparitie heeft geen doorgang gevonden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zijn in hoger beroep gewijzigde eis zoals geformuleerd aan het slot van de memorie van grieven zal toewijzen, met veroordeling van Ambulance Amsterdam in de kosten van het geding in beide instanties.
Ambulance Amsterdam heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 (1.1 t/m 1.13) de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] is op 1 april 2004 bij (de rechtsvoorgangster van) Ambulance Amsterdam in dienst getreden. Met ingang van 1 januari 2012 was hij werkzaam als regiomanager tegen een salaris van € 8.204,36 per maand exclusief emolumenten. [appellant] had in zijn functie van regiomanager op basis van artikel 9 van zijn (laatste) arbeidsovereenkomst een leaseauto ter beschikking gesteld gekregen voor zowel zakelijk als privé gebruik. Over het gebruik van de leaseauto is in dat artikel 9 overeengekomen dat het recht op gebruik van de leaseauto door de werkgever beëindigd kan worden indien de werknemer door arbeidsongeschiktheid of ziekte langer dan een aaneengesloten periode van twee maanden niet in staat is zijn functie daadwerkelijk uit te oefenen. [appellant] is op zijn verzoek en na overleg met Ambulance Amsterdam vrijwillig met vervroegd pensioen gegaan. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van de overgangsregeling inzake de aanpassing van de VUT-regeling als bedoeld in artikel 8.3 in bijlage X van de CAO Ambulancezorg 2008-2010. Op grond van deze overgangsregeling geniet [appellant] vanaf 19 juni 2014 voor de duur van twee jaar en negen maanden voor de volledige omvang van zijn dienstverband onbetaald verlof. In deze periode ontvangt [appellant] uitkeringen uit zijn levensloopregeling. Daarna komt [appellant] in aanmerking voor het vervroegd ouderdomspensioen. De afspraken tussen partijen over dit vervroegd uittreden zijn in 2009 nader overeengekomen in de zogenoemde “specifieke overeenkomst ten behoeve van de overgangsregeling CAO ambulancezorg 2008-2010 en beëindiging arbeidsovereenkomst” (hierna: de specifieke overgangsregeling) en de nadien gewijzigde afspraken op 18 juli 2014. In artikel 4.17 van de specifieke overgangsregeling is bepaald dat voor de periode van uitkeringen uit levensloopregeling de werkgever een werknemer onbetaald verlof voor de volledige omvang van zijn dienstverband verleent en dat tijdens deze periode de arbeidsovereenkomst in stand blijft. In artikel 4.18 van de specifieke overgangsregeling is bepaald dat direct voorafgaand aan het ingaan van de periode van vervroegd ouderdomspensioen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd en dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij ingang van vervroegd ouderdomspensioen een fiscale eis is. In artikel 4.19 van de specifieke overgangsregeling is bepaald dat in de periode van uitkeringen uit de levensloopregeling de pensioenopbouw van de werknemer doorloopt. In artikel 5.4 van de specifieke overgangsregeling is bepaald dat alle vakantie- en/of andere verlofrechten voorafgaand aan de datum van het vervroegd uittreden op 19 juni 2014 opgenomen dienen te worden en dat niet genoten vakantie- of andere verlofrechten worden geacht te zijn genoten. Ambulance Amsterdam heeft bij het uittreden van [appellant] een eindafrekening opgemaakt, waarin onder meer het vakantiegeld is afgewikkeld. De leaseovereenkomst met betrekking tot de auto liep op 2 juli 2014 af. Ambulance Amsterdam heeft [appellant] verzocht de leaseauto in te leveren. [appellant] heeft onder protest van gehoudenheid de leaseauto op 2 juli 2014 ingeleverd en aanspraak gemaakt op een vergoeding van de waarde van het gebruik van de leaseauto.
3.2.
[appellant] vordert, na wijziging van eis in hoger beroep, dat het hof Ambulance Amsterdam veroordeelt tot betaling aan hem van
primair€ 22.778,91 netto,
subsidiair€ 20.292,36 netto en meer subsidiair € 715,- netto per maand vanaf 1 juli 2014 tot 17 maart 2017, althans een door het hof in goede justitie vast te stellen bedrag over een door het hof vast te stellen periode, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2014 althans een door het hof in goede justitie vast te stellen datum tot de dag der algehele voldoening. [appellant] legt aan deze vordering ten grondslag, kort gezegd, dat hem deze bedragen toekomen als financiële compensatie voor het gemis van het gebruik van een leaseauto.
3.3.
De kantonrechter heeft geoordeeld, kort gezegd, dat [appellant] zodanige compensatie niet toekomt en de vordering van [appellant] (in eerste aanleg vorderde [appellant] over de hiervoor genoemde periode een bedrag van € 717,- netto per maand met wettelijke rente) afgewezen.
3.4.
Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
3.5.
Het hof neemt tot uitgangspunt dat voor [appellant] tot 1 december 2005 het perspectief bestond dat hij vanaf 59-jarige leeftijd zou kunnen uittreden en daarbij gebruik zou kunnen maken van de toentertijd geldende VUT-regeling (vergelijk Bijlage X bij de sector-cao Ambulancezorg, Bijlage J onder het kopje “Afspraken” onder 3, overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord en productie 21 bij memorie van grieven). Zoals onder 2 en 3 van deze “Afspraken” is vermeld, is ter compensatie van het verlies van dit perspectief in artikel 8.3 van de cao Ambulancezorg 2005-2008 (nadien de cao Ambulancezorg 2008-2010, vergelijk de hiervoor genoemde door partijen overgelegde bijlage X) een overgangsregeling getroffen. Het is deze overgangsregeling die ten grondslag ligt aan de specifieke overeenkomst (vergelijk artikel 3.2 van de door [appellant] als productie 16 bij inleidende dagvaarding overgelegde specifieke overeenkomst). Het is niet bestreden dat deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig een model dat is aangeleverd door de cao-partijen (vergelijk conclusie van antwoord onder 9). Het is evenmin bestreden dat ten tijde van de gelding van de eerder genoemde VUT-regeling de arbeidsovereenkomst van de desbetreffende werknemer bij de datum van ingang van deze VUT-regeling werd beëindigd, in welk geval geen recht bestond op een lease-auto (vergelijk conclusie van antwoord 21 en 25). Het is ten slotte ook niet weersproken dat het in stand blijven van de arbeidsovereenkomst voor de duur van de periode van uitkeringen uit een levensloopregeling (artikel 4.17 van de specifieke overeenkomst) slechts verband houdt met de omstandigheid dat het inkomen waarin de eerder genoemde overgangsregeling voorziet (mede) wordt gefinancierd uit uitkeringen uit een levensloopregeling (vergelijk artikel 4.3 van de specifieke overeenkomst) en dat voor het in aanmerking komen voor zodanige uitkeringen de eis geldt dat arbeidsovereenkomst nog dient te bestaan (vergelijk conclusie van antwoord 21).
3.6.
Tegen de achtergrond van het hiervoor overwogene moet worden aangenomen dat [appellant] na zijn uittreding (vergelijk artikel 4.1 van de specifieke overeenkomst) per 19 juni 2014 geen aanspraak meer kan ontlenen aan artikel 9 van de arbeidsovereenkomst (het recht op gebruik van een lease-auto).
3.7.
[appellant] heeft nog naar voren gebracht dat “andere CAO-afspraken, zoals de dienstjarengratificatie, de bijdrage zorgverzekering, de fitnessregeling en dergelijke (…) nog gewoon aan de medewerker (worden) toegekend zolang de arbeidsovereenkomst in stand is”, dat hij “dan ook nog steeds gebruik (kan) maken van zaken in de CAO, zoals bijvoorbeeld de fitness-vergoeding en een bijdrage in de kosten van de zorgverzekering” (memorie van grieven 16) en dat hij “net zoals andere CAO-afspraken zoals de dienstjarengratificatie, de bijdrage in de zorgverzekering en de fitnessregeling (…) nog steeds gebruik (had) moeten kunnen maken van de leaseauto” (memorie van grieven 23). Uit deze door [appellant] gebezigde bewoordingen valt weliswaar op te maken dat [appellant] in zijn visie ook na zijn uittreding per 19 juni 2014 aanspraak heeft op de door hem genoemde voorzieningen, maar het hof kan er niet met voldoende zekerheid uit afleiden dat [appellant] na zijn uittreding ook inderdaad gebruik maakt daarvan respectievelijk dat Ambulance Amsterdam na de uittreding van [appellant] deze voorzieningen inderdaad aan hem heeft toegekend. Hieraan wordt ten overvloede toegevoegd dat de door [appellant] in eerste aanleg overgelegde loonspecificaties geen vermelding dienaangaande inhouden. Bij deze stand van zaken kan aan de desbetreffende stellingen van [appellant] geen argument worden ontleend voor de door hem gestelde aanspraak op het gebruik van een lease-auto ook na zijn uittreding per 19 juni 2014.
3.8.
In het licht van de (ook voor [appellant] kenbare) nog maar zeer beperkte betekenis van de arbeidsovereenkomst na de uittreding per 19 juni 2014 heeft [appellant] aan het niet opnemen van een regeling omtrent de lease-auto in de specifieke overeenkomst redelijkerwijze niet het vertrouwen kunnen ontlenen dat hij na zijn uittreding aanspraak zou behouden op het gebruik van een lease-auto. Ten overvloede geldt dat voor zodanig vertrouwen nog te minder grond bestond nu in de arbeidsovereenkomst was bepaald dat het recht op gebruik van de lease-auto kon worden beëindigd indien de werknemer door arbeidsongeschiktheid of ziekte langer dan een aaneengesloten periode van twee maanden niet in staat is zijn functie daadwerkelijk uit te oefenen.
3.9.
Op het voorgaande stuiten de grieven af. Bij afzonderlijke bespreking van de grieven bestaat onvoldoende belang. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot deze kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ambulance Amsterdam op € 711,- aan verschotten en € 1.158,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, R.J.F. Thiessen en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 september 2016.