ECLI:NL:GHAMS:2016:3889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
23-001836-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne, het witwassen van geld en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie. De tenlastelegging omvatte drie hoofdpunten: het vervoeren van 24,998 kg cocaïne op 8 december 2015, het voorhanden hebben van een geldbedrag van € 108.010,- dat afkomstig was uit misdrijf, en het voorhanden hebben van een geladen pistool en munitie. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging heeft genomen. De verdachte had een actieve rol in de drugshandel en het bezit van een vuurwapen, wat zorgwekkend was voor de openbare veiligheid. Het hof heeft de strafmaat vastgesteld op 48 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en heeft de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

parketnummer: 23-001836-16
datum uitspraak: 29 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-730108-15 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1] , thans gedetineerd in PI Rijnmond, HvB De Schie, Rotterdam te Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 december 2015 te Rotterdam en/of te Utrecht en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk bewerkt, en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of en/of aanwezig gehad een (grote) hoeveelheid (te weten 24,998 kg) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij op of omstreeks 8 december 2015, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 108.010,- euro, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp is en/of dat voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en aldaar een voorwerp, te weten (ongeveer) 108.010,- euro althans enig(e) voorwerp(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- geheel of gedeeltelijk afkomstig is/zijn uit enig misdrijf;
3. hij op of omstreeks 8 december 2015 te Rotterdam een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten een (geladen) pistool (kaliber 7.62 MM M 57), en/of munitie van categorie II en/of III, te weten een of meer patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 8 december 2015 te Rotterdam in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig gehad een grote hoeveelheid, te weten 24,998 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne;
2. hij op 8 december 2015 te Rotterdam een voorwerp, te weten een geldbedrag van 108.010,- euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp -onmiddellijk of middellijk- geheel of gedeeltelijk afkomstig is uit enig misdrijf;
3. hij op 8 december 2015 te Rotterdam een wapens van categorie III, te weten een geladen pistool (kaliber 7.62 MM M 57), en munitie van categorie III, te weten patronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit

De raadsman heeft aangevoerd dat de aanhouding van de verdachte heeft plaatsgevonden in het kader van een zogenaamde ‘dynamische verkeerscontrole’ die vergelijkbaar is met de ‘dynamische verkeerscontrole’ waarover gesproken wordt in het arrest van het hof van 21 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5307. Omdat een zodanige controle van een voertuig en de bestuurder detournement de pouvoir oplevert, mogen de hieruit voort komende bewijsmiddelen, te weten de in de auto aangetroffen cocaïne en de verklaring van de verdachte ter zake, niet voor het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit worden gebruikt. Nu verder bewijs ontbreekt dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het in dit verband opgemaakte proces-verbaal van de verbalisant S003 van 9 december 2015, dossierpagina 4 en verder, blijken de navolgende feiten en omstandigheden. Op 8 december 2015 omstreeks 15.30 uur observeerde een rechercheteam (het hofje van) de [adres 2] te Amsterdam in verband met een niet aan deze zaak gerelateerd onderzoek naar ondergronds bankieren. Diezelfde dag bleek in voornoemd onderzoek dat er door een vermoedelijke geldkoerier een geldbedrag was opgehaald en het vermoeden bestond dat er een doorlevering zou plaatsvinden in de [adres 2] . Uit het onderzoek was gebleken dat de geldkoerier woonde in een hoogbouwflat aan de [adres 2] , perceel nummer [huisnummer], in Amsterdam. Omstreeks 15:32 uur ziet de betreffende verbalisant een grijze Mazda het hofje aan de [adres 2] inrijden. De Mazda parkeert op het parkeerterrein bij de flat en in het voertuig worden twee mannen gezien, die een aantal minuten in het voertuig blijven zitten. Vervolgens stapt de bestuurder, die later de verdachte blijkt te zijn, uit. De verbalisant S003 heeft de indruk dat de verdachte de omgeving aan het scannen is. Hij ziet dat de verdachte ongeveer een meter of dertig wegloopt bij de Mazda en voortdurend om zich heen kijkt en veel aandacht heeft voor voertuigen die op het parkeerterrein geparkeerd staan of aan komen rijden. Vervolgens wordt gezien dat de verdachte weer als bestuurder in de Mazda stapt. Uit onderzoek blijkt dat het voertuig op naam van de verdachte staat. Omstreeks 15:41 uur ziet de verbalisant S003 dat er een Volkswagen het parkeerterrein op komt rijden en direct naast de Mazda parkeert. Op het moment dat de Volkswagen naast de Mazda parkeert stapt de verdachte uit en wordt gezien dat hij weer de omgeving aan het scannen is en vervolgens contact maakt met de bestuurder van de Volkswagen, die ook uit zijn voertuig is gestapt. Vervolgens stapt de bijrijder van de Mazda (naar later blijkt: medeverdachte [medeverdachte]) uit en scant kennelijk ook de omgeving. Vervolgens maakt ook hij contact met de bestuurder van de Volkswagen. De mannen kijken voortdurend om zich heen en de verbalisant S003 krijgt het vermoeden dat de mannen mogelijk met criminele activiteiten bezig zijn. Het geheel maakt een schimmige en verdachte indruk. Vervolgens opent de bestuurder van de Volkswagen de achterklep van het voertuig. Een aantal tassen in de achterbak is zichtbaar. De drie mannen zijn de tassen aan het bekijken en kijken ook in de tassen. Vervolgens pakt [medeverdachte] een grote gele tas met het opschrift ‘Jumbo’ uit de kofferbak van de Volkswagen en brengt deze via de rechter achterdeur van de Mazda in de Mazda. Gezien wordt dat de Jumbotas goed gevuld is en de inhoud van de tas heeft een duidelijke vierkante vulling. De manier waarop [medeverdachte] de tas de Mazda in tilt geeft de indruk dat de tas een behoorlijk gewicht heeft. Vervolgens wordt gezien dat [medeverdachte] zonder de Jumbotas weer via de rechter achterdeur van de Mazda uit de Mazda stapt en uit de kofferbak van de Volkswagen een grote gevulde blauwe tas met Albert Heijn logo aangereikt krijgt van de verdachte. [medeverdachte] brengt ook deze tas weer via de rechter achterdeur van de Mazda de Mazda in.
[medeverdachte] blijft vervolgens een aantal minuten op de achterbank van de Mazda zitten terwijl de verdachte en de bestuurder van de Volkswagen tussen beide voertuigen in staan te praten. Na ongeveer vijf minuten ziet de verbalisant dat [medeverdachte] via de rechter achterdeur van de Mazda uitstapt zonder tassen. [medeverdachte] geeft daarop de bestuurder van de Volkswagen een hand en stapt als bijrijder in de Mazda. Ook de verdachte en de bestuurder van de Volkswagen nemen afscheid van elkaar en de verdachte stapt in als bestuurder in de Mazda. Vervolgens rijdt de Mazda weg via de [adres 2] naar de [adres 3]. Omdat het vermoeden was gerezen dat er een overdracht was geweest van vermoedelijk twee tassen met verdovende middelen of geld wordt besloten de Mazda te volgen en te laten controleren door een herkenbaar politievoertuig.
Omstreeks 16:15 uur wordt de Mazda door herkenbare politiewagens aan de kant gezet en gecontroleerd. Door verbalisant S156 worden in het voertuig de Jumbotas en de Albert Heijntas niet zichtbaar aangetroffen. Wel ziet verbalisant S156 dat het skiluik op de achterbank van de Mazda niet geopend kan worden en via de kofferbak van de auto het skiluik ook niet zichtbaar is. Omdat de Jumbotas en de Albert Heijntas in het voertuig aanwezig moesten zijn, was het duidelijk dat er sprake moest zijn van een verborgen ruimte. Het is verbalisant S003 ambtshalve bekend dat door criminele organisaties veelvuldig gebruik wordt gemaakt van geprepareerde voertuigen met verborgen ruimtes om geld en verdovende middelen te vervoeren en de pakkans of ontdekking te verkleinen. Na overleg met de officier van justitie wordt toestemming gegeven de verdachten aan te houden en het voertuig te doorzoeken. In de Mazda wordt achter de achterbank een zeer professionele verborgen ruimte aangetroffen met daarin de Jumbotas en de Albert Heijntas. Beide tassen blijken gevuld met gesealde pakketten met vermoedelijk verdovende middelen. De aanhouding van de verdachten heeft geen enkele relatie met het lopend onderzoek waarin de observatie was aangevangen, aldus verbalisant S003.
Uit het proces verbaal van de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], opgemaakt op 9 december 2015 (dossierpagina 6 en verder), blijkt het volgende. Beide verbalisanten krijgen op 8 december 2015 omstreeks 15:46 uur de opdracht om samen met een andere eenheid te gaan naar de Plesmanlaan in Amsterdam alwaar een recherche-eenheid achter een voertuig aan zou rijden dat gecontroleerd moest worden door een opvallende eenheid. Het betrof de hierboven genoemde Mazda. Een andere eenheid geeft de Mazda een volgteken en houdt de Mazda staande op de A4 ter hoogte van hectometerpaaltje 20,5 in de gemeente Haarlemmermeer op een aan de vluchtstrook grenzende dienstweg, om het voertuig en de bestuurder daarvan samen met de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te controleren op de juiste naleving van de bepalingen gesteld in de Wegenverkeerswet 1994. Verbalisant [verbalisant 1] vraagt de verdachte om een rij – en kentekenbewijs, waarna de verdachte een rijbewijs overhandigt. De verbalisanten horen vervolgens dat een overdracht van goederen is waargenomen; een gele Jumbotas en een blauwe Albert Heijntas zouden zijn overgedragen en op de achterbank van het voertuig zijn neergelegd. Verbalisant [verbalisant 1] vraagt aan de verdachte of de verbalisanten hem op vrijwillige basis mogen fouilleren en het voertuig mogen doorzoeken. De verdachte zegt vervolgens: “Ja, natuurlijk, ik heb niets te verbergen. Kijk maar”. Hierop spreidt de verdachte zijn armen. Daarop wordt de verdachte gefouilleerd en wordt het voertuig onderzocht. In het midden van de achterbank zien verbalisanten een zogenaamd skiluik zitten, waarbij opvalt dat dit skiluik aan de binnenzijde dicht is en niet geopend kan worden. Het valt de verbalisanten verder op dat de achterbank erg dik lijkt en in de kofferbank verder door lijkt te lopen dan normaal het geval is. Gezien wordt dat de achterbank uit hard wit plastic bestaat met daaroverheen een hoes. Hierdoor ontstaat bij verbalisanten en bij de recherche in die ter plaatse zijn gekomen het vermoeden dat in het voertuig een verborgen ruimte aangebracht was tussen achterbank en kofferbak. Vervolgens wordt de verdachte samen met [medeverdachte] aangehouden en wordt het voertuig in beslag genomen.
Later worden de Jumbotas en de Albert Heijntas met daarin een hoeveelheid van in totaal bijna 25 kg cocaïne in de verborgen ruimte aangetroffen.
Voorafgaand aan het geven van het stopteken op grond van (het hof begrijpt) artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 was een redelijk vermoeden van schuld gerezen ten aanzien van de in de auto aanwezige personen, onder wie de verdachte, inhoudende dat zij zich schuldig hadden gemaakt aan het voorhanden hebben en vervoeren van geld en/of verdovende middelen. Het hof gaat ervan uit dat in de onderhavige zaak de bevoegdheid tot stilhouden van de auto is aangewend naar aanleiding van die informatie. Dit doet evenwel niet af aan de rechtmatigheid van de uitoefening van deze controlebevoegdheid omdat uit het voorgaande niet kan worden afgeleid dat de controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel – het verrichten van opsporing – dan waarvoor voor die is verleend. De verbalisanten hebben deze bevoegdheid in ieder geval mede uitgeoefend om zich te vergewissen van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften als bedoeld in het vierde lid van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994. Het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit staat er immers niet aan in de weg dat controlebevoegdheden worden uitgeoefend, mits bij de aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen. Uit niets blijkt dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake van zou zijn.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat geen sprake is geweest van schending door de verbalisanten van het beginsel van zuiverheid van oogmerk, en dus van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zoals door de raadsman betoogd. Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen. Bovengenoemde processen-verbaal alsmede de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring zijn bruikbaar voor het bewijs en worden door het hof ook voor het bewijs van het ten laste gelegde gebezigd. Het hof komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde zoals hiervoor vermeld.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod..
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
- witwassen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank een aantal van de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en een ander gedeelte van de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij ten aanzien van de in beslaggenomen voorwerpen gevorderd te beslissen conform de rechtbank.
De raadsman heeft aangevoerd dat het door de verdachte geleden nadeel als gevolg van het door de verdediging gestelde verzuim subsidiair dient te leiden tot strafvermindering.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat de rechtbank gelet op de motivering heeft willen kiezen voor een lichtere straf dan door de officier van justitie gevorderd, maar dat de thans opgelegde straf voor de verdachte zwaarder uitpakt nu de V.I.-regeling niet van toepassing is op een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Ook heeft de raadsman betoogd dat de thans opgelegde straf in strijd is met artikel 14a, lid 2, van het wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakte aan het voorhanden hebben en vervoeren van bijna 25 kg cocaïne . Hij vervoerde de cocaïne in een speciaal voor illegaal transport geprepareerde auto. De verdachte heeft verklaard al meerdere van dit soort transporten te hebben verricht. Hij heeft daarmee een essentiële rol vervuld in de betreffende organisatie. Van algemene bekendheid is dat de handel in verdovende middelen veelal gepaard gaat met vele andere soorten van criminaliteit. Daarnaast heeft hij in zijn woning een grote som geld bewaard waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was. Door dit geld te bewaren heeft de verdachte geholpen het illegale geldcircuit in stand te houden. Daarnaast heeft hij in zijn woning een wapen met munitie voorhanden gehad. Gelet op de grote betrokkenheid van de verdachte bij in ieder geval het vervoer van grote hoeveelheden cocaïne, die een zeer aanzienlijk waarde vertegenwoordigen, baart het bezit van een vuurwapen met munitie grote zorgen voor de geenszins denkbeeldige kans op gebruik van dat wapen, ook op de openbare weg.
Gelet op het voorgaande is oplegging van een vrijheidsbenemende straf van langere duur passend en geboden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 september 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, zij het al weer geruime tijd geleden.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het met betrekking tot de verdachte opgemaakte reclasserings-rapport van 11 april 2016.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met het feit dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten al bij de politie heeft bekend.
Nu het hof vaststelt dat er geen sprake is van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, behoeft op die grond niet tot strafvermindering te worden overgegaan.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig maanden met aftrek van de voorlopige hechtenis passend en geboden.
Ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen Mazda. Deze auto behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het in beslag genomen geldbedrag van € 108.010,-. Gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende dat hij het geld bewaarde voor iemand anders en dat hij ervan uitging dat het geld met (de handel in) cocaïne te maken had, gaat het hof ervan uit dat degene aan wie het geld toebehoort ermee bekend was dat dit geld door de verdachte in de woning van de verdachte werd bewaard en dat zulks, gelet op de criminele herkomst van het geld, een strafbaar feit opleverde. Dit geldbedrag zal daarom ook worden verbeurd verklaard.
Het onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het in beslaggenomen en nog niet teruggegeven vuurwapen en de bijbehorende munitie. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 55 en 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Mazda (5098773),
- geld, € 108.010,- (5098883).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een pistool, Zastava (5098688)
- munitie (5098869).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. E. Mijnsberge en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 september 2016.