Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 januari 2016. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs op 10 november 2015 te Beverwijk. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging hield in dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en dat hij geen ander rijbewijs had. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit, dat een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opleverde. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof rekening hield met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare overtredingen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht.