ECLI:NL:GHAMS:2016:3793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
23-002080-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugplaatsing in een voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel en de beoordeling van de vordering tot terugplaatsing

In deze zaak gaat het om de terugplaatsing van een veroordeelde in het kader van een voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel. De rechtbank Amsterdam had op 24 februari 2016 een gedeeltelijke afwijzing gedaan van de vordering tot terugplaatsing, waarop de officier van justitie in hoger beroep ging. De veroordeelde, geboren in 1993, verbleef in PI Flevoland en had eerder een PIJ-maatregel opgelegd gekregen. De rechtbank had de PIJ-maatregel voorwaardelijk beëindigd, maar de veroordeelde hield zich niet aan de voorwaarden, wat leidde tot een vordering van de officier van justitie voor terugplaatsing. Het hof heeft de zaak behandeld in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal, de veroordeelde en zijn raadsvrouw aanwezig waren.

Het hof oordeelde dat de voorlopige terugplaatsing door de rechter-commissaris niet als een definitieve terugplaatsing kon worden aangemerkt, wat de rechtbank ten onrechte had gedaan. De veroordeelde had zich na zijn vrijlating niet aan de voorwaarden gehouden en was weer in de problemen geraakt, onder andere door alcoholmisbruik. De reclassering gaf aan dat de veroordeelde intensieve begeleiding nodig had om succesvol terug te keren in de maatschappij. Het hof besloot dat de terugplaatsing voor de maximale resterende termijn moest worden toegewezen, waarbij de periode van eerdere terugplaatsing in mindering zou worden gebracht. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd, en het hof benadrukte dat er geen wettelijke basis was voor een tussentijdse toetsing, zoals door de raadsvrouw was verzocht.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002080-16

BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep van de officier van justitie in de zaak van:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
verblijvende PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Advocaat: mr. G.A. Jansen, advocaat te Amsterdam,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2016, inhoudende de gedeeltelijke afwijzing van de vordering tot terugplaatsing in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) als bedoeld in artikel 77tb, lid 3 onder c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Inhoud van het hoger beroep
De op 21 maart 2016 ter griffie van dit hof ingekomen appelmemorie van de officier van justitie richt zich tegen voornoemde beschikking van de rechtbank.
Procesverloop
Bij vonnis van de rechtbank van 18 februari 2013 en bij arrest van dit hof van 6 mei 2013 is de PIJ-maatregel aan de veroordeelde opgelegd. Bij beschikking van de rechtbank van 25 augustus 2015 is de PIJ-maatregel voorwaardelijk beëindigd.
De officier van justitie heeft op 16 oktober 2015 een vordering tot terugplaatsing gedaan. Bij beschikking van 3 november 2015 heeft de rechtbank de terugplaatsing van de veroordeelde gelast voor de duur van twee maanden, met ingang van 16 oktober 2015.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 december 2015 zijn de voorwaarden bij genoemde voorwaardelijke beëindiging als volgt komen te luiden:
“Algemene voorwaardendat de veroordeelde:
-zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-zich zal gedragen naar de aanwijzingen van een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling of bijzondere reclasseringsambtenaar, ook indien deze aanwijzingen een vorm van intensieve begeleiding inhouden;
-zich niet zal onttrekken aan het toezicht op de naleving van de voorwaarden.
Stelt, naast de hiervoor van rechtswege geldende algemene voorwaarden, als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
-zich in het kader van de meldplicht zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden. Daartoe moet de veroordeelde zich gedurende de bepaalde periode blijven melden zo lang en frequent als de reclassering dit nodig acht;
-mee zal werken aan STP;
-geen drugs of alcohol zal innemen;
-zal meewerken aan urine controles;
-een dagbesteding, in de vorm van werk/opleiding zal hebben;
-zal meewerken aan inzet bewindvoering;
-zal meewerken aan inzet time-out;
-zal meewerken aan een ambulante behandeling door GGZ of een soortgelijke instelling.
-zal meewerken aan een ambulante behandeling door Inforsa of een soortgelijke instelling.
-zal meewerken aan een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang in die zin dat veroordeelde zal verblijven in de JP van den Bent Stichting, hoofdlocatie Postbus 361, 7400 AJ Deventer, waarbij veroordeelde zal verblijven op de crisisopvang van de JP van den Bent Stichting, locatie Tiel, tot het moment dat hij (op 6 januari 2016) kan worden geplaatst bij Multipluszorg, [adres 1] te Amsterdam;
-zal meewerken aan een opname in voornoemde woonbegeleidingsinstelling Multipluszorg, [adres 1] te Amsterdam;
-mocht de plaatsing bij MPZ mislukken, dat veroordeelde zal meewerken aan de intake en plaatsing bij Domus + [adres 2] ;
-zich zal houden aan een
avondklokvoor de duur van 3 maanden, inhoudende dat veroordeelde iedere dag van 21.00 uur tot 06.00 uur zal zijn in de instelling waar hij (dan) zijn woonplek heeft dan wel, indien hij op (weekend)verlof is, van 21:00 uur tot 06:00 uur op de verlofplek.”
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- de beschikking van de rechtbank van 25 augustus 2015;
- de beschikking van de rechtbank van 3 november 2015;
- de beschikking van de rechtbank van 16 december 2015;
- de vordering van de officier van justitie van 3 februari 2016;
- het advies van Reclassering Nederland van 28 januari 2016;
- het advies van Reclassering Nederland van 23 februari 2016;
- de beschikking van de rechtbank van 24 februari 2016;
- de memorie van appel van de officier van justitie van 21 maart 2016;
- de terugmelding van Reclassering Nederland van 7 juni 2016;
- het advies van Reclassering Nederland van 13 juli 2016.
Het hof heeft op 25 augustus 2016 de advocaat-generaal, de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. G.A. Jansen, advocaat te Amsterdam en mevrouw [deskundige] , namens Reclassering Nederland, in de raadkamer met gesloten deuren gehoord.
De standpunten
Veroordeelde
De veroordeelde heeft in raadkamer naar voren gebracht dat het in het begin goed met hem ging nadat hij was vrijgekomen op 25 februari 2016, maar dat hij zich naarmate de tijd vorderde niet meer goed aan de afspraken hield. Hij heeft zo’n lange tijd vastgezeten dat hij nu echt vrij wilde zijn en niet meer aan regels vast wilde zitten. Zodra hij de kans kreeg, is hij ook weer alcohol gaan drinken. Het gaat dan vaak goed, maar als het misgaat is er wel altijd ook sprake van alcoholmisbruik. De veroordeelde wil graag een normaal leven maar het lukt hem niet zelfstandig om weerstand te bieden aan diverse slechte invloeden uit zijn omgeving.
Reclassering
Mevrouw [deskundige] voornoemd heeft in raadkamer onder meer naar voren gebracht dat het even goed is gegaan met de veroordeelde na zijn vrijlating op 25 februari 2016, maar dat het vanaf het moment dat de avondklok eraf is gegaan, op 18 maart 2016, helemaal mis ging. De veroordeelde hield zich niet meer aan afspraken en waande zich helemaal vrij. Hij heeft wel goede intenties, maar zodra hij zijn vrienden weer ziet is hij alle goede voornemens alweer vergeten. De enige periode waarin het goed ging met de veroordeelde was tijdens de Ramadan in juni 2016. Hij hield zich in die periode aan alle afspraken en zelfs de urinecontroles waren negatief. Na het aflopen van de Ramadan verviel hij helaas weer in zijn oude patroon. Mevrouw [deskundige] had gedurende de gehele periode nog wel contact met de veroordeelde via WhatsApp maar sinds 18 juli 2016 is de veroordeelde helemaal van de radar verdwenen. Zij ontving alleen nog maar op de veroordeelde betrekking hebbende informatie over justitiecontacten en bericht dat de veroordeelde meerdere keren dronken is gesignaleerd. Het gaat niet goed met hem. Hij heeft een flinke stok achter de deur nodig in de vorm van een terugplaatsing voor de maximale resterende duur. Dan kan via de verlofregeling worden toegewerkt naar het Scholing en Trainingsproject (hierna: STP); tot op heden is daar nog geen begin mee gemaakt. Justitiële Jeugdinrichting (hierna: JJI) Teylingereind is bereid om de veroordeelde op te nemen en om een STP op te zetten. Zij moeten hem echter wel eerst leren kennen en kunnen dan pas een termijn afspreken. Desondanks is dit de juiste weg. Bij de veroordeelde werkt een lik op stuk beleid, pas dan beklijft het en kan hij op een goede manier terugkeren naar de maatschappij. Als er geen consequenties worden verbonden aan zijn gedrag dan blijft hij doen wat hij wil.
Advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft in raadkamer naar voren gebracht dat de beslissing van de rechtbank om de veroordeelde op 25 februari 2016 weer te laten gaan, een onjuiste beslissing was. Procedureel, omdat de rechtbank ten onrechte heeft besloten de voorlopige terugplaatsing door de rechter-commissaris als een terugplaatsing aan te merken, waardoor een volgende terugplaatsing onmogelijk zou worden, en ook inhoudelijk, omdat de verdachte zich eerder slecht aan de voorwaarden had gehouden en dat na de beslissing bleef doen, zodat een daadwerkelijke terugplaatsing van langere duur gepast was geweest. Vanaf 18 maart 2016 is het bergafwaarts gegaan met de veroordeelde en sinds 18 juli 2016 is het helemaal mis. Hij overtreedt alle regels en heeft zich alleen tijdens de Ramadan geconformeerd aan de gestelde voorwaarden. Hij zit inmiddels weer vast op verdenking van een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De advocaat-generaal is het eens met de deskundige dat er een veel strakker kader dient te zijn van waaruit met de veroordeelde gewerkt gaat worden naar een STP vanuit de JJI. Een positief punt is dat de veroordeelde blijkbaar wel zonder alcohol kan, zoals is gebleken tijdens de Ramadan. De advocaat-generaal bevestigt dat de JJI de veroordeelde eerst moet leren kennen voordat het STP-programma kan worden vastgesteld en dat daarmee dus helaas niet gelijk kan worden begonnen. Zij tekent daarbij aan dat nu er al heel veel informatie over de veroordeelde beschikbaar is, wellicht wel binnen afzienbare termijn kan worden begonnen met het STP. De veroordeelde heeft goede intenties, maar het lukt hem niet op eigen kracht.
De advocaat-generaal heeft, gelet op het voorgaande, gevorderd dat het hof de beschikking van de rechtbank zal vernietigen en de vordering tot terugplaatsing ex artikel 77tb Sr zal toewijzen voor de maximale resterende termijn. Dit kader biedt de meeste mogelijkheden tot een succesvolle terugplaatsing van de veroordeelde in de maatschappij.
Raadsvrouw
De raadsvrouw heeft in raadkamer naar voren gebracht dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen bij beschikking van 24 februari 2016. En het is logisch dat de rechtbank de voorlopige terugplaatsing met terugwerkende kracht als definitieve terugplaatsing heeft gelast, zoals zij ook heeft gedaan bij beschikking van 3 november 2015; anders zou een veroordeelde na een eerdere voorlopige terugplaatsing ondanks het verbod iemand meer dan twee keer terug te plaatsen, telkenmale kunnen worden teruggeplaatst als de rechtbank een vordering tot terugplaatsing afwijst.
De raadsvrouw werpt vervolgens de vraag op of de voornoemde beslissing van de rechtbank niet ex tunc dient te worden getoetst. Uit de destijds voorhanden zijnde stukken met betrekking tot de veroordeelde leek het alsof het heel slecht met hem ging, maar die stukken gaven een vertekend beeld. Om die reden heeft de verdediging de contactpersoon van Multi Plus Zorg, de heer [naam] , laten horen in raadkamer. Hij heeft verklaard dat er wel sprake was van een aantal kleine terugvallen, maar deze waren wel behapbaar. Verder hield de veroordeelde zich goed aan de afspraken.
Als de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de vordering tot terugplaatsing wordt toegewezen, zal de veroordeelde worden teruggeplaatst bij JJI Teylingereind. Het is maar de vraag wat er dan met hem gaat gebeuren. Voordat er een concreet STP plan ligt, is er zeker een half jaar verstreken met alle stappen die dan nog doorlopen dienen te worden. De veroordeelde is uitbehandeld dus de kans is aanwezig dat hij verhardt als hij die tijd nodeloos vastzit. Dat is geen wenselijke situatie en zeker niet de meest gunstige ontwikkeling voor de minderjarige. Boomerang zorg kan hem wel de juiste begeleiding en huisvesting bieden. Zij hebben plaats en willen hem opvangen.
Mocht het hof wel een ex nunc toetsing doen en besluiten hem op basis van de huidige omstandigheden terug te plaatsen, dan verzoekt de raadsvrouw tijdens de terugplaatsing een tussentijds toetsmoment in te lassen.
Beoordeling van het hoger beroep
Het hof stelt voorop dat de wet geen beletsel kent om in het hoger beroep van een beslissing over terugplaatsing na een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel rekening te houden met omstandigheden die zich na die beslissing hebben voorgedaan. Het hof wijst er in dit verband op dat op het onderzoek naar de gedane vordering de artikelen 509l en 509m Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing zijn, welke artikelen de mogelijkheid bieden nieuw gebleken omstandigheden te onderzoeken.
Op grond van artikel 77tb lid 3 Sr jo. artikel 77tb lid 1 Sr heeft de rechter die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd als enige de bevoegdheid om te bevelen dat de veroordeelde, als hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, wordt teruggeplaatst in een inrichting. Volgens artikel 77tb lid 4 Sr kan een terugplaatsing maximaal twee keer worden toegepast.
Het hof is, anders dan de rechtbank en de verdediging en met de advocaat-generaal, van oordeel dat de voorlopige terugplaatsing door de rechter-commissaris niet als terugplaatsing ex artikel 77tb lid 3 onder c Sr dient te worden aangemerkt. Dat zou immers tot gevolg hebben dat in feite de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om de terugplaatsing te bevelen terwijl de rechter-commissaris op grond van art. 77cca enkel de voorlopige terugplaatsing kan bevelen. Pas als de rechtbank zelf beslist tot terugplaatsing is sprake van een terugplaatsing als bedoeld in artikel 77tb lid 3 onder c Sv.
Nu de rechtbank blijkens haar overwegingen in de beschikking van 24 februari 2016 in dit geval geen gronden aanwezig achtte voor de terugplaatsing van de veroordeelde ex artikel 77tb, lid 3 onder c Sr, had de rechtbank de vordering van de officier van justitie in het geheel dienen af te wijzen.
Reeds om deze reden kan de beschikking van 24 februari 2016 niet in stand blijven.
Het hof komt evenwel ook tot een andere inhoudelijke beslissing op de gronden die door de deskundige van de reclassering in raadkamer naar voren zijn gebracht en hetgeen is neergelegd in de omtrent de veroordeelde opgemaakte reclasseringsrapporten die zich bij de stukken bevinden. Het gaat duidelijk niet goed met de veroordeelde, hij houdt zich alleen aan voorwaarden als hem dat zelf goed uitkomt en moet intensief begeleid worden, wil een succesvolle terugkeer in de samenleving na de PIJ enige kans van slagen hebben. Het hof is van oordeel dat die intensieve begeleiding onvoldoende vorm heeft kunnen krijgen tijdens de voorwaardelijke beëindiging, wegens gebrek aan medewerking door de veroordeelde. Het hof is dan ook van oordeel dat de veroordeelde moet worden teruggeplaatst voor de maximale resterende duur.
Bij terugplaatsing kan via de verlofregeling worden toegewerkt naar het zo spoedig mogelijk in gang zetten van een STP. Bij de haalbaarheid daarvan zal wel de afloop van de nieuwe strafzaak van de veroordeelde een rol spelen. Hij wordt – zoals meegedeeld door de advocaat-generaal ter terechtzitting – verdacht van het plegen van een soortgelijk strafbaar feit, ten tijde waarvan de veroordeelde naar eigen zeggen onder invloed van alcohol verkeerde en zit voor dit feit momenteel in voorlopige hechtenis.
Het bovenstaande maakt dat het hof het hoger beroep van het openbaar ministerie gegrond zal verklaren en de bestreden beschikking van de rechtbank van 24 februari 2016 zal vernietigen. Voorts zal het hof de vordering tot terugplaatsing van de veroordeelde voor de maximale termijn toewijzen, waarbij de periode dat de veroordeelde reeds is teruggeplaatst, hierop in mindering zal worden gebracht.
Voor een tussentijdse toetsing, zoals door de raadsvrouw is verzocht, acht het hof geen wettelijke basis aanwezig.
Beslissing
Het hof:
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
WIJST TOE de vordering tot terugplaatsing.
BEVEELT alsnog de terugplaatsing van de veroordeelde voor de maximale resterende termijn.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.J.A. Duker en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2016.