Uitspraak
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede,
mr. B.J.K. Jongtien, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. B.J.K. Jongtien,kantoorhoudende te Utrecht,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
sustainable medical education and training for professionals in countries in transition and emerging countries.” In de onderneming (bij de dochtervennootschappen) zijn zeven tot twaalf werknemers werkzaam.
Het bestuur dient zich te gedragen naar de aanwijzingen van de algemene vergadering. Het bestuur is gehouden de aanwijzingen op te volgen, tenzij deze in strijd zijn met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
“(m)aar als de Meduprof-s assets worden gebruikt om nieuwe activiteiten te initiëren, is het ook realistisch dat dan ook de benefit in Meduprof-s valt. En misschien wil hij hier ook in participeren.”
met een strategische partner waarmee we onze activiteiten aan kunnen passen en uit kunnen breiden. Deze partner is pas bereid om zijn netwerk beschikbaar te stellen wanneer Adamas Vught B.V. niet langer als aandeelhouder bij de onderneming is betrokken, omdat hij een groot belang in de onderneming wil krijgen naast [A] Hoewel met Adamas Vught B.V. reeds is overeengekomen dat zij haar aandelen zal overdragen aan [A] , is er nog geen overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder dat zal gebeuren en die overeenstemming lijkt er niet op korte termijn te komen.
3.De gronden van de beslissing
claim inzake de deelneming in Kamric”en op projecten van MeduProf in Zanzibar en Tanzania, welke naar te verwachten valt in 2016 zullen worden uitgevoerd. De resultaten van die projecten zullen in MPS HG worden gerealiseerd, ten nadele van MeduProf en van Adamas als minderheidsaandeelhouder. Tot slot heeft zij ter terechtzitting gesteld dat [A] een ongeoorloofd tegenstrijdig belang heeft nu deze vennootschap tevens participeert in MPS HG.
claim inzake de deelneming in Kamric”,welke claim volgens het rapport het positief resultaat van 2015 negatief beïnvloedt. Het is de Ondernemingskamer niet duidelijk of deze claim reëel is, of, zoals Adamas gemotiveerd heeft gesteld, ten onrechte is meegenomen bij de waardering. Daarnaast ontbreken gegevens over de financiële positie van de strategische partner MAG Invest en is onduidelijk op welke wijze (en met name onder welke garanties) de met het oog op de overdracht van de deelnemingen opgerichte vennootschap MPS HG de lopende verplichtingen van MeduProf zal overnemen. De toelichting bij de agenda voor de algemene vergadering van 8 januari 2016 schiet in dat verband te kort, te meer daar een concept koopovereenkomst geen deel uitmaakte van de stukken voor die vergadering en ook thans niet is overgelegd. Evenmin is duidelijk waarom MAG Invest niet bereid is om te participeren in MeduProf zo lang Adamas daarin – stemrechtloze - aandelen houdt. Kortom, naar het oordeel van de Ondernemingskamer ontbreekt voldoende inzicht in de voorwaarden waaronder de koopovereenkomst tot stand is gekomen en schoot de aan Adamas verstrekte informatie tekort. Weliswaar heeft Adamas geen stemrecht ten aanzien van het besluit tot verkoop, maar dit neemt niet weg dat hij op grond van artikel 2:8 BW van nadere informatie had moeten worden voorzien om zijn mening te kunnen vormen over dat besluit (zie hierboven onder 2.6), dat niet alleen verstrekkende gevolgen heeft voor de onderneming van MeduProf, maar ook voor zijn positie als minderheidsaandeelhouder. In die zin roept ook de gang van zaken bij de algemene vergadering op 8 januari 2016, waar Adamas niet bij aanwezig was, vragen op. De vraag of de verkoop en overdracht van de dochtervennootschappen in het belang is van MeduProf klemt te meer nu niet valt uit te sluiten dat er twee projecten zijn (te weten in Zanzibar en in Tanzania) die tot resultaat zullen leiden. Mede in verband daarmee hebben MeduProf en [A] de stelling van Adamas dat [A] , die naast bestuurder en aandeelhouder van MeduProf, tevens bestuurder en aandeelhouder van MPS HG is, een mogelijk ongeoorloofd tegenstrijdig belang heeft, onvoldoende weten te weerleggen.