Uitspraak
mr. S.C.M. van Thielen
mr. H.J. ter Meulen, kantoorhoudende te Amsterdam,
[A],
[B],
mr. H.P. Plas, kantoorhoudende te Enschede,
mr. P. Haas,kantoorhoudende te Rotterdam,
2 Peter Nicolaas LINCKLAEN ARRIËNS,
mr. F.G.K. Overkleeft, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
- verzoekster met [A] ;
- verweersters ieder afzonderlijk met [A] en [B] ;
- belanghebbende 1 met Perspektief;
- belanghebbende 2 met Lincklaen Arriëns of met de OK-bestuurder;
- [C] met [C] ;
- [D] met [D] ;
- [E] met [E] ;
- [F] met [F] ;
- [G] met [G] .
2.De feiten
Share a Cokelabels te drukken conform de [B] methode en dat [B] daarvoor € 25.000 heeft ontvangen. [G] schrijft voorts: “
De heer Espana van Gruppo Ercus zou ongetwijfeld zeer graag een joint venture met [B] aangaan. Voor [B] zie ik daar om een aantal redenen geen meerwaarde in. Ik was er overigens niet mee bekend dat is voorgewend dat [K] een deelneming van [B] zou zijn. Wel was ik ermee bekend dat Gruppo Ercus de handelsnaam [K] en het logo van [B] gebruikte. Toen ik hier achter kwam, heb ik de heer Espana vriendelijk doch dringend verzocht daarmee te stoppen. Hij zegde mij toe (...) de naam (…) te gaan wijzigen. Voor zover ik kan overzien is dat vervolgens ook gebeurd.”
3.Standpunt inzake aanbiedingsplicht
5.Verstrekken opdracht aan deskundigen tot waardering van aandelen
(….) PLA merkt op (…) dat het reeds ingezette proces moet worden voortgezet op basis van artikel 12 van de statuten, (…) dat de deskundigen al door de kantonrechter zijn benoemd en dat er (…) geen goede reden is om de deskundigen niet nu al aan het werk te laten gaan. Het besluit tot het verstrekken van de opdracht wordt aangenomen.
9.Investeringen
3.De gronden van de beslissing
voor zover het besluit van 24 april 2015 tot ontslag van [E] als bestuurder van [D] geldig is, dit besluit (zal) schorsen en een nader aan te wijzen persoon naast [E] en Perspektief tot bestuurder (zal) benoemen. De Ondernemingskamer zal bepalen dat deze bestuurder een beslissende stem heeft en zelfstandig bevoegd is [D] te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder [D] niet vertegenwoordigd kan worden. De Ondernemingskamer merkt nog op dat voor zover de door de Ondernemingskamer te benoemen bestuurder van oordeel is dat er een wijziging in dan wel aanvulling op de (statutair vereiste) raad van commissarissen van [A] is aangewezen, hij daartoe, [D] vertegenwoordigende in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder van [A] , maatregelen kan treffen. Uit de aard van de voorziening volgt dat het aan de te benoemen bestuurder is de naar zijn inzicht noodzakelijke bestuursbesluiten te nemen en het beleid van [D] te bepalen. Om iedere twijfel ter zake uit te sluiten, zal de Ondernemingskamer het bepaalde in de leden 5 en 6 van artikel 14 van de statuten van [D] (op grond waarvan de algemene vergadering van aandeelhouders kan besluiten dat bepaalde bestuursbesluiten aan haar goedkeuring zijn onderworpen c.q. dat de directie zich naar inzake de algemene lijnen van het te voeren beleid naar haar aanwijzingen moet gedragen) voor de duur van het geding buiten werking stellen.”
zich met de privébelangen van [G] te veel laat meesleuren”, (ii) de belangen van Perspektief onvoldoende respecteert, (iii) niet deskundig is ten aanzien van de onderneming en (iv) een onjuist beeld heeft van wat zijn functie inhoudt. In dat verband heeft Perspektief gewezen op de besluiten in de bestuursvergadering van 6 november 2015, met name op het geven van een opdracht aan door de kantonrechter benoemde deskundigen om de waarde van de aandelen die Perspektief houdt in [D] vast te stellen. Perspektief acht dat voorbarig omdat het onderzoek over de gang van zaken rond de aanbieding nog loopt.
trusted advisor) voor met name Perspektief. Wat hiervan ook zij, op 29 april 2015 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van [A] ( [D] , vertegenwoordigd door Perspektief), een aandeelhoudersbesluit buiten vergadering genomen tot benoeming van [C] als commissaris. De gang van zaken rond deze aandeelhoudersvergadering roept vragen op. De Ondernemingskamer verwijst in dit verband naar haar overwegingen onder 3.11 van de beschikking van 7 juli 2015. Het spreekt voor zich dat de onderzoeker de besluitvorming in [D] om te komen tot de benoeming van [C] tot commissaris bij zijn onderzoek kan betrekken. Nu de nietigheid of de vernietigbaarheid van het benoemingsbesluit van 29 april 2015 niet is ingeroepen, gaat de Ondernemingskamer er voor de vraag of [A] ontvankelijk is in haar verzoek vanuit dat dit besluit geldig is. Dat betekent dat [C] als commissaris van [A] op 5 november 2015 bevoegd was om een enquêteverzoek in te dienen.
for the time beinggeen raad van commissarissen van [A] is, is op dit moment de meest gepaste oplossing. Deze oplossing stelt de OK-bestuurder in staat om controle te houden over de belangrijke beslissingen in de onderneming van [B] , aldus nog steeds de OK-bestuurder.
for the time being”geen raad van commissarissen van [A] is of wordt aangesteld. De door hem gemaakte afwegingen op dit punt geven geen blijk van onzorgvuldig handelen.