2.2Waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, zijn die feiten de volgende.
a. [appellanten] zijn sinds 2010 eigenaar van de woonboerderij op het erf aan [adres 1] , welk erf zich naast dat van [geïntimeerden] bevindt. De boerderij stond sinds 2002 leeg.
b. In 2013 zijn [appellanten] begonnen met de sloop van een oude schuur, met het oog op het vervaardigen van een nieuwe. De bouw van de nieuwe schuur heeft in 2014 plaatsgevonden. In de loop van 2013 en 2014 hebben [appellanten] de riolering vernieuwd en het perceel opgehoogd. De werkzaamheden zijn goeddeels in eigen beheer uitgevoerd.
c. Op 6 mei 2014 hebben [appellanten] een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor het verbouwen/herbouwen van een boerderij met voorhuis, welke in juli 2014 is verleend. Na het verkrijgen van deze vergunning hebben sloopwerkzaamheden aan de stolp plaatsgevonden. Ook deze werkzaamheden zijn goeddeels in eigen beheer uitgevoerd.
d. Door de gemeente [gemeente] is in 2015 in verband met de aanwezigheid van asbest op enig moment een sloopstop bevolen. Die is op 18 juli 2015 gevolgd door een sloopmelding, op 21 juli 2015 aangevuld met een verzoek tot een asbestinventarisatieonderzoek. Deze melding is vervolgens op 10 augustus 2015 door de gemeente aanvaard, onder voorwaarde dat de sloopwerkzaamheden conform het Bouwbesluit 2012 van de gemeente [gemeente] zouden plaatsvinden.
e. [geïntimeerden] hebben [appellanten] een door hen opgesteld “schikkingsvoorstel” - gedateerd 5 augustus 2015 - gedaan waarin afspraken waren opgenomen over het beperken van de werkzaamheden in de tijd, het vaststellen van een einddatum van de werkzaamheden, en de te verrichten heiwerkzaamheden. [appellanten] hebben dit voorstel niet geaccepteerd.
f. [geïntimeerden] hebben [appellanten] vervolgens bij aangetekende brief van hun advocaat van 10 september 2015 het volgende bericht:
“In 2013 bent u begonnen met diverse sloopwerkzaamheden op uw perceel. Cliënten ondervonden hierdoor ernstige wateroverlast.
(…)
In de loop van het jaar 2013/2014 heeft u uw grond met 4000 kuub opgehoogd, waardoor het perceel van cliënten ten opzichte van uw perceel 30 cm. lager is komen te liggen. Cliënten ondervonden opnieuw ernstige wateroverlast. In 2014 heeft u tevens het dak van uw boerderij gesloopt en vervangen met nieuwe dakplaten. Deze handelingen heeft u allemaal zonder enige professionele partij uitgevoerd en de werkzaamheden die hiermee gepaard zijn gegaan hebben voor cliënten ernstige geluidsoverlast en hinder meegebracht.
(…)
Deze geluidsoverlast was feitelijk ondraaglijk doordat u de werkzaamheden dag in dag uit, weekend in weekend uit van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat heeft uitgevoerd. In de zomer hebben cliënten veel binnen moeten zitten, gezien het geluid buiten voor hen ondraaglijk was. Ook viel het cliënten op dat wanneer een (hevige) storm werd voorspeld, u ineens van het klussen afzag en in [plaats 1] bleef. Mijn cliënten voelden zich wederom genoodzaakt uw perceel in de gaten te houden. De sloop duurde onaanvaardbaar lang, terwijl deze maar een week zou hoeven te duren, zoals te doen gebruikelijk.
Tevens ondervonden cliënten enorm veel geluidsoverlast van het folie van uw nieuwe dakplaten. Dit folie veroorzaakt zeer veel (nachtelijk) lawaai bij ook maar een klein beetje wind. Ook de plaatsing van deze nieuwe dakplaten is zonder enige professie en met veel geluidsoverlast gepaard gegaan. Ondanks herhaalde verzoeken van cliënten om hier wat aan te doen, weigerde u ook maar enige actie te ondernemen. Ook heeft u in 2014 een grote bedrijfsschuur gebouwd op uw perceel met bijbehorende heiwerkzaamheden. Mijn cliënten zijn van deze heiwerkzaamheden nimmer op de hoogte gebracht. Zij hebben hierdoor niet kunnen anticiperen op mogelijke hinder of op te treden schade. Cliënten hebben hier dan ook nooit contact over gehad met u of uw aannemer.
In mei 2015 bent u nogmaals op eigen houtje begonnen met de sloop van uw dak, nadat dit dak na jaren van overlast nu eindelijk gereed was. De gemeente was niet van uw sloopwerkzaamheden op de hoogte en heeft een sloopstop geëist. Hierna heeft u een sloopvergunning aangevraagd en daarbij vermeld dat u de sloop door een professioneel bedrijf zou laten verrichten. Hier is niets van waar gebleken. U bent wederom zelf begonnen met het sloopproces. Dit proces gaat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar traag.
Mijn cliënten hebben u ondanks herhaaldelijke pogingen deze situatie informeel op te lossen, op 5 augustus jl. in een uiterste poging een schikkingsvoorstel gedaan, doch ook hier bent u niet op ingegaan. Cliënten werden niet serieus genomen en op welhaast onbeschofte wijze genegeerd.
De situatie is door voornoemde gedragingen aan uw kant onhoudbaar geworden. Mijn cliënten kunnen u dan ook in rechte aanspreken vanwege onrechtmatige hinder (artikel 5:37 jo. 6:162 BW, paragraaf 8.3 Bouwbesluit gemeente [gemeente] en art. 4:6 APV gemeente [gemeente] ). In dit kader sommeer ik u per direct de bouw- en sloopwerkzaamheden te staken tot het moment dat er overeenstemming met cliënten wordt bereikt over een bouw- en sloopplan.
Hierdoor verzoek ik u dan ook mij binnen 7 dagen na dagtekening dezes een plan van aanpak toe te sturen waaruit een eerste beoordeling kan worden opgemaakt m.b.t. wanneer en hoe u de bouw- en sloopwerkzaamheden tot een (normaal en professioneel) einde zult brengen, alsmede uw bevestiging dat u de werkzaamheden tot nader order staakt. Ik wijs u er voor de goede orde nogmaals op dat cliënten zich het recht voorbehouden een vordering wegens gederfd woongenot over de afgelopen 5 jaar in te stellen in het kader van onrechtmatige hinder (art. 5:37 jo. 6:162 BW). Mijn cliënten zullen dan ook bij het uitblijven van uw reactie overgaan tot nadere juridische stappen.”
[appellanten] hebben op deze brief niet gereageerd.
g. Op 3 december 2015 hebben [geïntimeerden] [appellanten] een voorstel voor een vaststellingsovereenkomst gedaan. [appellanten] zijn niet op dit voorstel ingegaan en hebben bij monde van hun advocaat laten weten dat er huns inziens geen sprake is van onevenredige en/of onrechtmatige hinder.