ECLI:NL:GHAMS:2016:3748

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
200.181.420/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een medewerker van de Sociale Verzekeringsbank wegens misbruik van toegang tot het Suwi-net

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De SVB had op 28 mei 2014 een medewerker, [geïntimeerde], op staande voet ontslagen wegens misbruik van zijn bevoegdheid om het Suwi-net te raadplegen. De kantonrechter had in een eerder vonnis geoordeeld dat het ontslag niet gerechtvaardigd was, wat de SVB in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat het ontslag op staande voet wel degelijk gerechtvaardigd was. De medewerker had herhaaldelijk vertrouwelijke informatie van derden geraadpleegd zonder zakelijke redenen, wat in strijd is met de Gedragscode van de SVB. Het hof benadrukt dat de SVB als publieke uitvoerder van sociale verzekeringswetten een grote verantwoordelijkheid heeft om de privacy van burgers te waarborgen. De SVB had de medewerker eerder al gewezen op de Gedragscode en de gevolgen van misbruik. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en verklaart de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd per 28 mei 2014. Tevens wordt de medewerker veroordeeld tot betaling van een bedrag aan SVB, inclusief proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.181.420/01
rolnummer rechtbank (Amsterdam) : CV 15-11170
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 september 2016
inzake
SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Amstelveen,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat:
mr. E.L. Zondervante Utrecht,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat:
mr. S. Karakaya-Pilavcite Leusden.
Partijen worden hierna SVB en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

SVB is bij dagvaarding van 17 november 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, hierna ‘de kantonrechter’, van 15 oktober 2015, in deze zaak onder bovenvermeld rolnummer gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Het hof heeft in deze zaak op 15 december 2015 een tussenarrest uitgesproken en daarbij een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft niet plaatsgevonden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
SVB heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis, voor zover in conventie gewezen, zal vernietigen en alsnog al haar in eerste aanleg ingestelde vorderingen zal toewijzen, en de afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] in reconventie zal bekrachtigen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen, en tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] zoals gevorderd in het petitum van de conclusie van eis in reconventie van 22 juni 2015 in eerste aanleg, met veroordeling van SVB in de proceskosten van beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
In incidenteel appel heeft SVB geconcludeerd tot, kort gezegd, verwerping van de incidentele grieven.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 (1.1 tot en met 1.4) de feiten vastgesteld die hij in deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan, met dien verstande dat bij de beoordeling van het hoger beroep ook enkele andere, hierna te noemen, feiten zullen worden betrokken die tussen partijen niet in geschil zijn. Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) Op 1 augustus 1983 is [geïntimeerde] bij (een rechtsvoorganger van) SVB in dienst getreden. Laatstelijk werkte hij als medewerker serviceteam B tegen een salaris van
€ 3.136,- bruto per maand.
(ii) In 2008/2009 is bij SVB gebruik van het Suwi-net ingevoerd. Op dat net zijn zowel persoonsgegevens als financiële gegevens van burgers in Nederland gekoppeld en opgeslagen ten behoeve van instanties zoals de belastingdienst en SVB. [geïntimeerde] had vanwege zijn functie toegang tot het Suwi-net.
(iii) Naar aanleiding van de invoering van het Suwi-net heeft SVB in januari 2009 aan haar medewerkers, onder wie [geïntimeerde] , een brief verstuurd met onder meer de volgende inhoud:
“Als SVB hebben we een belangrijke verantwoordelijkheid naar onze klanten en de samenleving. Klanten geven ons bijvoorbeeld privé-informatie en die rekenen erop dat we daar vertrouwelijk mee omgaan. Ook in contacten met klanten en collega’s willen we zorgen voor een goede sfeer en veilige omgeving. Soms kom je wel eens voor een dilemma te staan en wat moet je dan doen?
Binnen de SVB hebben we daarom afspraken over gedrag. Je vindt ze in de Gedragscode Integriteit. Deze gedragscode bevat handvatten waarmee je kunt bepalen wat toelaatbaar is en wat niet. Alle afspraken over integriteit, informatiebeveiliging en fysieke beveiliging zijn daarin samengevoegd.
Twijfel je over hoe te handelen in en bepaalde situatie, gebruik dan de SVB Gedragscode als leidraad. Ook kan het zinvol zijn je dilemma met collega’s, je leidinggevende of een SVB vertrouwenspersoon te bespreken. (…)”
(iv) De SVB hanteert een gedragscode, genaamd SVB Gedragscode en regels voor integriteit (hierna: Gedragscode), waarin regels over integriteit zijn opgenomen. In de Gedragscode staat onder meer vermeld dat misbruik van bevoegdheden of positie in strijd is met integer handelen. Voorts dienen medewerkers zorgvuldig met informatie om te gaan en moet informatie die in het kader van de werkzaamheden wordt vergaard en gebruikt strikt zakelijk worden behandeld. Vertrouwelijke informatie mag alleen worden verstrekt aan de bron, collega’s die deze informatie nodig hebben voor de uitoefening van hun taken of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. Verder is opgenomen dat bij overtreding van de Gedragscode disciplinaire maatregelen kunnen worden getroffen die variëren van een waarschuwing tot ontslag.
( v) Iedere keer dat een medewerker van SVB met zijn eigen gebruikersnaam en wachtwoord inlogt in het Suwi-net dient hij akkoord te gaan met de gebruikersvoorwaarden en verschijnt er op het scherm de volgende tekst “Op misbruik volgen maatregelen. Uw toegang tot Suwinet-inkijk is alleen voor u bedoeld.” Door een klik op “gebruikersvoorwaarden” verschijnt de inhoud van de voorwaarden op het scherm. Onder het kopje “Suwinet & Privacy” op de 1e bladzijde van de gebruikersvoorwaarden is vermeld dat het raadplegen van informatie van burgers alleen maar mag als dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de werkzaamheden bij SVB.
(vi) In mei 2014 is door SVB geconstateerd dat [geïntimeerde] misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het Suwi-net te raadplegen. In een gesprek op 14 mei 2014 heeft [geïntimeerde] dat toegegeven. [geïntimeerde] is daarop vrijgesteld van werk en per brief van 15 mei 2014 geschorst tot en met 23 mei 2014, welke schorsing per e-mail van 22 mei 2014 is verlengd tot 27 mei 2014. SVB startte na het gesprek van 14 mei 2014 een onderzoek naar het misbruik van [geïntimeerde] . De resultaten van dat onderzoek en het onderzoeksrapport zijn hem per e-mail van 22 mei 2014 toegezonden. SVB heeft [geïntimeerde] de gelegenheid geboden hierop te reageren, hetgeen hij op 27 mei 2014 heeft gedaan.
(vii) Bij brief van 28 mei 2014 heeft SVB [geïntimeerde] op staande voet ontslagen en subsidiair de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 augustus 2014. [geïntimeerde] heeft niet berust in het ontslag op staande voet.
(viii) Bij tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 4 augustus 2014 heeft de kantonrechter overwogen dat [geïntimeerde] weliswaar had kunnen voorzien dat kennisneming van gegevens uit het Suwi-net om niet-zakelijke redenen tot disciplinaire maatregelen zou kunnen leiden, maar dat hij geen rekening had hoeven houden met de meeste zware sanctie van ontslag op staande voet. De kantonrechter kwam daarom tot het oordeel dat de kans dat de bodemrechter het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig zal achten, gering is. De kantonrechter heeft voorts overwogen dat het beroep van SVB op de opzegging van de arbeidsovereenkomst tegen 1 augustus 2014 wel wordt gehonoreerd. SVB is veroordeeld tot doorbetaling van loon tot 1 augustus 2014.

3.Beoordeling

3.1
SVB heeft in eerste aanleg gevorderd voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst van partijen rechtsgeldig is geëindigd per 28 mei 2014. Tevens heeft zij gevorderd (terug)betaling door [geïntimeerde] van het aan hem uitbetaalde voorschot op het loon over de periode van 28 mei 2014 tot 1 augustus 2014, te weten een bedrag van € 5.830,43 met wettelijke rente daarover. [geïntimeerde] heeft zich tegen de vordering van SVB verweerd en daartoe aangevoerd dat een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt. Volgens [geïntimeerde] is het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk. Op die grond heeft hij in reconventie gevorderd – primair – herstel van de dienstbetrekking met schadevergoeding wegens gederfde inkomsten en – subsidiair – vergoedingen van € 12.009,32 bruto en € 68.501,39 netto, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
3.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van SVB afgewezen en daartoe overwogen dat rekening houdend met alle omstandigheden het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was. De vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie zijn eveneens afgewezen omdat naar het oordeel van de kantonrechter van SVB in de gegeven omstandigheden niet verlangd kan worden dat zij een werknemer die (vanzelfsprekende) regels in ernstige mate heeft overtreden, handhaaft, in aanmerking genomen de belangen die zij heeft bij het gebruik kunnen blijven maken van het Suwi-net. Ten slotte heeft de kantonrechter de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, gecompenseerd.
3.3
Tegen de beslissingen in conventie en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt SVB op met vier grieven in principaal appel. [geïntimeerde] heeft de grieven bestreden en komt in incidenteel appel met twee grieven op tegen het bestreden vonnis.
in principaal appel
3.4
De
grieven 1 en 2 in principaal appelstrekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was. Zij lenen zich voor gemeenschappelijke bespreking.
3.5
Op grond van artikel 7:678, eerste lid, BW worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in de beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
3.6
Met betrekking tot de vraag of het verweten gedrag van [geïntimeerde] een ontslag op staande voet rechtvaardigde, overweegt het hof als volgt.
SVB is een publieke uitvoerder van een aantal sociale verzekeringswetten en aanverwante regelingen. Bij haar berusten privé-gegevens van de burger. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat zijn gegevens veilig zijn bij SVB en strikt vertrouwelijk worden gehanteerd. SVB heeft dit uitgangspunt ook naar haar werknemers gecommuniceerd. Zo heeft zij haar werknemers, onder wie [geïntimeerde] , begin 2009 schriftelijk daarop nog expliciet gewezen en toegelicht dat de Gedragscode bij hun gedrag leidraad dient te zijn. In de Gedragscode staat met zoveel woorden beschreven dat misbruik van bevoegdheden of positie in strijd is met integer handelen, dat medewerkers zorgvuldig met informatie dienen om te gaan en dat informatie die in het kader van de werkzaamheden wordt vergaard en gebruikt strikt zakelijk moet worden behandeld, terwijl vertrouwelijke informatie alleen mag worden verstrekt aan de bron, collega’s die deze informatie nodig hebben voor de uitoefening van hun taken of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. Gelet hierop moet het [geïntimeerde] , die reeds jarenlang bij SVB in dienst was, duidelijk zijn geweest dat het - kennelijk door persoonlijke motieven ingegeven - raadplegen van privé-gegevens (waaronder inkomensgegevens) van klanten van SVB van wie geen zaken bij hem in behandeling waren, ongeoorloofd was en tot disciplinaire maatregelen zou leiden, ook al was dat niet met zoveel woorden door SVB kenbaar gemaakt voor zover het expliciet gegevens op het Suwi-net betrof en heeft SVB nu nadere (opleidings)maatregelen getroffen om haar werknemers hiervan doordrongen te laten zijn. Daarbij komt dat bij het inloggen op het Suwi-net telkens de tekst verschijnt dat op misbruik maatregelen volgen en dat die maatregelen blijkens de tekst van de Gedragscode kunnen variëren van een waarschuwing tot ontslag. De omstandigheid dat daarbij niet expliciet is aangegeven dat daaronder ook ontslag op staande voet valt, doet daar niet aan af. Ook de stelling van [geïntimeerde] dat hij de informatie niet heeft gedeeld met derden kan hem niet baten. De vertrouwelijkheid die medewerkers van SVB dienen te betrachten bij raadpleging van het Suwi-net is niet slechts om te voorkomen dat de geraadpleegde informatie ter kennis van derden komt, maar strekt er ook toe dat deze informatie niet geraadpleegd wordt zonder dat daarvoor een zakelijke reden bestaat. Het hof neemt voorts in aanmerking dat het overtreden van genoemde norm zich niet heeft beperkt tot een enkel incident, maar dat sprake is van een omvangrijk, voortdurend en langdurig misbruik van de toegang tot het Suwi-net waarbij [geïntimeerde] zonder redelijke grond vertrouwelijke persoonlijke en financiële informatie van anderen heeft bekeken. Voorts is het niet gebleven bij het raadplegen van gegevens van willekeurige personen, met wie [geïntimeerde] niet in een persoonlijke relatie staat, maar heeft hij nogmaals een grens overschreden door gegevens van personen in zijn directe sociale omgeving te raadplegen, te weten die van zijn kinderen, zijn ex-partner en haar huidige partner, de ex-man van zijn huidige partner en personen uit het postcodegebied van [geïntimeerde] . Anders dan [geïntimeerde] heeft gesteld, is niet gebleken dat SVB onrechtmatig gedrag van medewerkers van SVB oogluikend heeft toegelaten om vervolgens over te gaan tot ontslag terwijl de redenen die [geïntimeerde] heeft genoemd voor het raadplegen van de gegevens de onrechtmatigheid van zijn handelen niet kunnen wegnemen. Ook als in aanmerking wordt genomen dat [geïntimeerde] sinds 1998 bij SVB in dienst was en dat hij gelet op zijn leeftijd moeilijker dan een jonger persoon een andere betrekking zal vinden, brengt het voorgaande mee dat gesproken kan worden van ernstige misdragingen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. De grieven 1 en 2 in principaal appel slagen.
in incidenteel appel
3.7
Met
grief I in incidenteel appelricht [geïntimeerde] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. [geïntimeerde] brengt in dat verband naar voren dat SVB niet voortvarend heeft gehandeld nadat haar op 12 mei 2014 bekend was geworden dat [geïntimeerde] het Suwi-net had geraadpleegd zonder dat daar een gevalsbehandeling aan ten grondslag lag. Na laatstgenoemde datum zijn immers geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gekomen die rechtvaardigen dat SVB pas op 28 mei 2014 [geïntimeerde] heeft ontslagen, aldus [geïntimeerde] .
3.8
Het hof overweegt als volgt. Indien bij een werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden voor ontslag van een werknemer voordoet, en hij zich, alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan, van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrondbevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad. Wel dient steeds met de nodige voortvarendheid te worden gehandeld.
3.9
Vast staat dat SVB, zoals hiervoor onder 2 sub (vi) vermeld, haar onderzoek heeft aangevangen na het gesprek met [geïntimeerde] op 14 mei 2014 waarin hij erkende dat hij in het postcodegebied waar hij zelf woont en in aanliggende postcodegebieden het Suwi-net had geraadpleegd zonder dat daarbij sprake was van een gevalsbehandeling. Het rapport dat is opgesteld naar aanleiding van dit nader onderzoek is aan [geïntimeerde] toegezonden per mail op 22 mei 2014. Aan [geïntimeerde] is vervolgens aangeboden om in het kader van de toepassing van hoor en wederhoor te reageren op de bevindingen uit het onderzoek. [geïntimeerde] heeft ervoor gekozen schriftelijk te reageren en heeft die schriftelijke reactie op 27 mei 2014 aan SVB verzonden. Na ontvangst en kennisneming hiervan heeft SVB [geïntimeerde] op 28 mei 2014 ontslag op staande voet gegeven. Aldus is in een tijdsbestek van acht dagen toestemming voor nader onderzoek gevraagd en verkregen, is informatie opgevraagd bij het BKWI en vervolgens ontvangen, is vervolgens de ontvangen informatie onderzocht, geanalyseerd en is daarna een schriftelijk rapport opgesteld met een aantal constateringen en conclusies. Ten slotte is [geïntimeerde] geconfronteerd met de bevindingen uit het onderzoek en in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Uit deze gang van zaken volgt dat SVB met voldoende voortvarendheid heeft gehandeld, zodat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Anders dan [geïntimeerde] heeft gesteld kan niet worden gezegd dat de feiten op 12 mei 2014 al bekend waren en dat nader onderzoek niet nodig was. Weliswaar was bekend dat [geïntimeerde] het Suwi-net onrechtmatig had geraadpleegd, maar niet duidelijk was wat de omvang daarvan was, hetgeen noopte tot nader onderzoek. SVB had hier belang bij omdat de resultaten van dit nader onderzoek van grote invloed zijn op de vraag wat door SVB vervolgens als werkgever zal worden besloten. Grief I in incidenteel appel faalt.
3.1
Uit het hiervoor overwogene volgt dat sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet zodat de vorderingen van SVB als in eerste aanleg ingesteld alsnog zullen worden toegewezen en [geïntimeerde] tevens zal worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg. De
grieven 3 en 4 in principaal appeldie zijn gericht tegen de compensatie van de proceskosten onderscheidenlijk afwijzing van de vorderingen van de SVB, slagen dan ook.
3.11
Met g
rief II in incidenteel appelkomt [geïntimeerde] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging. Deze grief faalt nu een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet niet tevens kennelijk onredelijk kan zijn.
3.12
[geïntimeerde] heeft geen voldoende concrete feiten gesteld die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen. Zijn - bovendien ongespecificeerde - bewijsaanbod zal dan ook worden gepasseerd.
3.13
Het voorgaande leidt ertoe dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover in conventie gewezen en voor zover in reconventie de proceskosten zijn gecompenseerd. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van SVB alsnog toewijzen en [geïntimeerde] in de proceskosten in eerste aanleg - zowel in conventie als in reconventie - veroordelen. Voor het overige zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, zowel in principaal als in incidenteel appel.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen en voor zover daarbij in reconventie de proceskosten zijn gecompenseerd, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is
geëindigd per 28 mei 2014;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan SVB van € 5.830,43, te vermeerderen met
wettelijke rente daarover vanaf 28 april 2015;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, zowel in conventie als in reconventie, aan de zijde van SVB begroot op € 211,85 aan verschotten en op € 200,= voor salaris;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in principaal en in incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van SVB begroot op € 807,16 aan verschotten en op € 1.341,= voor salaris;
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, R.J.F. Thiessen en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 september 2016.