ECLI:NL:GHAMS:2016:3707

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
23-000194-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake beschadiging van een autodeur

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van de deur van een auto, toebehorende aan een ander, door er met kracht tegen te schoppen. De feiten vonden plaats op 9 juni 2014 te Zaandam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 augustus 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en getuigen overwogen. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit zelfverdediging, maar het hof verwierp dit verweer op basis van getuigenverklaringen die bevestigden dat de deur van de auto gesloten was op het moment van de schade. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de deur had beschadigd en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf op van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te melden bij de reclassering en zich onder behandeling te stellen. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 1.231,67 gevorderd, waarvan het hof € 1.146,67 toewijsde. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven.

Uitspraak

parketnummer: 23-000194-15
datum uitspraak: 6 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-184258-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk (de deur van) een auto (van het merk Toyota Prius en/of voorzien van het kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door met kracht tegen (de deur) van de auto te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van een verweer

De verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat hij de deur van de auto dicht heeft getrapt omdat de bestuurder van de auto de deur hard zou hebben opengedaan. Hij had derhalve geen opzet op vernieling en handelde uit verdediging, zodat hij van het tenlastegelegde zou moeten worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. De aangever heeft verklaard dat hij de deur uit angst voor het slachtoffer op slot heeft gedaan (doorgenummerde dossierpagina 5). Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige 1] (doorgenummerde dossierpagina 7), inhoudende dat hij de verdachte aan het portier van de auto zag trekken maar dat dit niet open ging. Deze getuige heeft voorts verklaard dat hij de verdachte meerdere keren met volle kracht tegen het voertuig heeft zien trappen. Ook de onafhankelijke getuige [getuige 2] (doorgenummerde dossierpagina 9) heeft verklaard dat hij de verdachte, nadat hij deze meerdere keren met zijn vuist op het raam had zien ‘rammen’, meerdere keren tegen het voertuig van aangever heeft zien schoppen. Op basis hiervan neemt het hof als vaststaand aan dat de deur op het moment van de trap gesloten was en dat de verdachte opzettelijk tegen (het portier van) de auto heeft geschopt. Aldus mist het verweer feitelijke grondslag.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 9 juni 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk de deur van een auto van het merk Toyota Prius en voorzien van het kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd door met kracht tegen de deur van de auto te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft hieraan bijzondere voorwaarden verbonden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft naar aanleiding van een conflict in het verkeer met opzet een auto, die aan een ander toebehoorde, beschadigd door tegen deze auto aan te trappen. Door aldus te handelen heeft de verdachte schade en overlast aan de benadeelde partij toegebracht. Daarnaast heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving door zo te keer te gaan op de openbare weg.
Het hof heeft een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 augustus 2016 bij het oordeel betrokken, waaruit volgt dat verdachte eerder voor misdrijven is veroordeeld, waaronder voor mishandelingen, belediging en bedreiging, hetgeen in zijn nadeel weegt. Daarbij tekent het hof aan dat de pleegdatum van de laatste mishandeling dateert uit 2009, zodat ten voordele van de verdachte heeft te gelden dat deze delicten van langere tijd geleden dateren en niet is gebleken dat de verdachte sindsdien nog misdrijven heeft gepleegd.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 oktober 2014, opgemaakt door M. Knippers. Blijkens dit advies kan de verdachte agressieve impulsdoorbraken niet goed reguleren.
Gelet op het voorgaande, en gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij positief tegenover hulp en behandeling staat, acht het hof een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden, waaraan het hof bijzondere voorwaarden zal verbinden, bestaande in een meldplicht en een behandelverplichting om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.231,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.146,67. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte de hoogte van de vordering betwist. Aangezien de door de benadeelde partij overgelegde offerte is opgemaakt door een erkend schadebedrijf en gelet op het feit dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, komt het hof de vordering niet onevenredig hoog voor, anders dan de verdachte heeft bepleit. De verdachte is derhalve tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
  • verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen te melden bij Reclassering Nederland te Haarlem, Zijlweg 148-C, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • zich onder behandeling zal stellen van de Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.146,67 (duizend honderdzesenveertig euro en zevenenzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.146,67 (duizend honderdzesenveertig euro en zevenenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
A.F. Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 september 2016.
[........]
.