ECLI:NL:GHAMS:2016:3706

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
23-005094-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een alarmpistool en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De tenlastelegging betrof twee feiten: het voorhanden hebben van een alarmpistool op 20 december 2012 te Haarlem en het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 800 gram hennep op dezelfde datum en locatie. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 augustus 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De raadsman betoogde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het tweede feit, omdat uit het dossier niet zou blijken dat het aangetroffen middel hennep was. Het hof verwierp dit verweer, onder verwijzing naar de verklaringen van de verbalisant en de verdachte zelf, die bevestigden dat het aangetroffen middel hennep betrof.

Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en het hof legde een taakstraf van 60 uren op, met een subsidiaire hechtenis van 30 dagen. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en het lange tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde feit. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De beslissing van het hof werd gegrond op verschillende artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, evenals de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

parketnummer: 23-005094-15
datum uitspraak: 6 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-091750-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 20 december 2012 te Haarlem een of meer wapens van categorie III, te weten een alarmpistool, Bruni mod. 92 kal 8 mm, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2:
hij op of omstreeks 20 december 2012 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 800 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bespreking van een verweer
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde omdat uit het dossier niet blijkt dat het aangetroffen middel hennep betreft.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. Gelet op het feit dat de verbalisant het in de auto van de verdachte aangetroffen plantmateriaal heeft herkend als toppen van hennepplanten (doorgenummerde dossierpagina 93, proces-verbaalnummer PL1222-2012128266-5) en gelet op de verklaring van de verdachte, inhoudende dat het bij hem aangetroffen middel Thaise wiet is (doorgenummerde dossierpagina 36, proces-verbaalnummer PL1222-2012128266-18), terwijl wiet een andere benaming voor hennep is, oordeelt het hof dat vaststaat dat het bij de verdachte aangetroffen middel hennep is. Dat de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat het aangetroffen middel geen effect op hem had, doet daaraan niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 20 december 2012 te Haarlem een wapen van categorie III, te weten een alarmpistool, Bruni mod. 92 kal 8 mm, voorhanden heeft gehad;
2
hij op 20 december 2012 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 800 gram hennep.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Hennep is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool. Het voorhanden hebben van een dergelijk pistool vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en houdt in het voordeel van de verdachte rekening met het lange tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit. De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 augustus 2016 niet eerder voor soortgelijke misdrijven veroordeeld, zodat niet ten nadele van de verdachte rekening wordt gehouden met de daarop vermelde veroordelingen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
A.F. Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 september 2016.
[.......]
.