ECLI:NL:GHAMS:2016:3687

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
23-004579-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal met betrekking tot een worstje in supermarkt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990 in de Sovjet-Unie, was beschuldigd van winkeldiefstal van een worstje ter waarde van 2,59 euro, dat hij op 14 september 2015 in de Albert Heijn op Schiphol had weggenomen. De verdachte had verklaard dat hij honger had en naar eten wilde kijken, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, gebaseerd op de verklaringen van verbalisanten die hadden gezien dat de verdachte goederen in zijn tas had gestopt en een worstje van het merk Albert Heijn Excellent bij zich had. Het hof vernietigde het eerdere vonnis omdat de bewijsmiddelen niet goed waren uitgewerkt door de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor winkeldiefstal. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de hinder die dergelijke delicten veroorzaken voor de samenleving en de gedupeerden.

Uitspraak

parketnummer: 23-004579-15
datum uitspraak: 12 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-187079-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een worstje (ter waarde van 2,59 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de bewijsmiddelen door de politierechter niet zijn uitgewerkt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een worstje (ter waarde van 2,59 euro), geheel toebehorend aan Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

Namens de verdachte is aangevoerd dat niet is gebleken dat het bij de verdachte aangetroffen worstje afkomstig is uit de Albert Heijn op Schiphol en dat mitsdien het tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] volgt dat zij hebben gezien dat de verdachte in de Albert Heijn diverse goederen in zijn tas heeft gestopt. Zij constateerden dat de verdachte hen opmerkte en daarop goederen uit zijn tas haalde en teruglegde. Bij de verdachte is een worstje aangetroffen van het merk Albert Heijn Excellent.
Het hof stelt vast dat, gelet op de hiervoor weergegeven bevindingen van de verbalisanten en het merk van het worstje, het worstje van de in de tenlastelegging genoemde Albert Heijn afkomstig is. De verklaring van de verdachte dat hij het worstje op een eerder moment van een vriendin heeft gekregen acht het hof volstrekt onaannemelijk. Die verklaring is ongeloofwaardig in het licht van de ten overstaan van de politie door de verdachte afgelegde verklaring inhoudende dat hij erge honger had, geen geld had en de winkel inging om naar eten te kijken, en vooral in het licht van het gegeven dat uit het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat de verdachte heeft getracht het labeltje van het worstje door te slikken en het daartoe reeds in zijn mond had gestopt. Het hof leidt uit dit laatste af dat de verdachte heeft willen voorkomen dat de herkomst van het worstje kon worden getraceerd.
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de verbalisanten de verdachte daadwerkelijk goederen in zijn tas hebben zien stoppen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het worstje uit de Albert Heijn te Schiphol heeft weggenomen. Hieraan doet niet af dat de verbalisanten tevens hebben verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte goederen heeft teruggelegd nu daarmee geenszins is uitgesloten dat het door de verdachte weggenomen worstje niet is teruggelegd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft door een winkeldiefstal te plegen een ergerlijk strafbaar feit gepleegd. Dergelijke feiten veroorzaken naast schade voor de gedupeerde bedrijven en de samenleving, veel hinder voor de gedupeerde bedrijven. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 augustus 2016 is hij eerder meermalen voor winkeldiefstal, onherroepelijk veroordeeld
Anders dan door de raadsman is bepleit ziet het Hof gelet op het bovenstaande geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2016.
Mrs. A.M.P. Geelhoed en T. de Bont zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.