ECLI:NL:GHAMS:2016:3631

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
23-001439-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in en rondom een café met ernstige verwondingen als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen een persoon in en rondom een café, waarbij het slachtoffer ernstig gewond is achtergelaten. De feiten vonden plaats op 18 en 19 januari 2014 in Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen betrokken was bij een vechtpartij met het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met een scherp voorwerp en stokken geweld heeft gepleegd, wat resulteerde in meerdere steekwonden en andere verwondingen bij het slachtoffer. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord, maar het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan op basis van de gewijzigde tenlastelegging.

Uitspraak

parketnummer: 23-001439-15
datum uitspraak: 12 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-669141-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1984,
laatst opgegeven adres: [adres],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 oktober 2015, 28 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks 18 januari 2014 tot en met 19 januari 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer]
- ( met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer (zesendertig) ma(a)l(en) in zijn rug en/of zijn borst en/of zijn buik en/of zijn be(e)n(en), in elk geval zijn lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met een of meer knuppel(s) en/of stok(ken) en/of stoel(en) en/of een ijzeren staaf, althans (telkens) een hard en/of stomp voorwerp, op/tegen zijn hoofd en/of zijn rug, in elk geval zijn lichaam geslagen en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen/in zijn gezicht en/of zijn hoofd, in elk geval zijn lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt;
subsidiair:
hij in of omstreeks 18 januari tot en met 19 januari 2014 te Amsterdam op een voor publiek toegankelijke plaats en/of in een voor publiek toegankelijke ruimte, te weten in een café (genaamd [naam 1]) op de hoek van de Marco Polostraat en/of op of aan de Marco Polostraat en/of Bartholomeus Diazstraat, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] welk geweld bestond uit
- ( met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer (zesendertig) ma(a)l(en) in zijn rug en/of zijn borst en/of zijn buik en/of zijn be(e)n(en), in elk geval zijn lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met een of meer knuppel(s) en/of stok(ken) en/of stoel(en) en/of een ijzeren staaf, althans (telkens) een hard en/of stomp voorwerp, op/tegen zijn hoofd en/of zijn rug, in elk geval zijn lichaam geslagen en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen/in zijn gezicht en/of zijn hoofd, in elk geval zijn lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt;
En welk geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere steekwonden in linkerbovenbeen en/of buik en/of tramtrack leasions op de linker onderrug en/of flank ) ten gevolg heeft gehad;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks 18 januari tot en met 19 januari 2014 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een anderen/of anderen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ( te weten meerdere steekwonden in linkerbovenbeen en/of buik en/of tramtrack leasions op de linker onderrug en/of flank ) heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen opzettelijk
- ( met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer (zesendertig) ma(a)l(en) in zijn rug en/of zijn borst en/of zijn buik en/of zijn be(e)n(en), in elk geval zijn lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met een of meer knuppel(s) en/of stok(ken) en/of stoel(en) en/of een ijzeren staaf, althans (telkens) een hard en/of stomp voorwerp, op/tegen zijn hoofd en/of zijn rug, in elk geval zijn lichaam geslagen en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen/in zijn gezicht en/of zijn hoofd, in elk geval zijn lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt;
meest subsidiair:
hij in of omstreeks 18 januari tot en met 19 januari 2014 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachten en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, met dat opzet, [slachtoffer]
- ( met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer (zesendertig) ma(a)l(en) in zijn rug en/of zijn borst en/of zijn buik en/of zijn be(e)n(en), in elk geval zijn lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) met een of meer knuppel(s) en/of stok(ken) en/of stoel(en) en/of een ijzeren staaf, althans (telkens) een hard en/of stomp voorwerp, op/tegen zijn hoofd en/of zijn rug, in elk geval zijn lichaam geslagen en/of
- ( met kracht) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) op/tegen/in zijn gezicht en/of zijn hoofd, in elk geval zijn lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op de grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte thans primair en impliciet subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Aan de verdachte is primair het medeplegen van een poging tot moord en impliciet subsidiair het medeplegen van een poging tot doodslag ten laste gelegd. Niet is komen vast te staan dat de verdachte al dan niet met anderen een vooropgezet plan heeft gehad om de aangever van zijn leven te beroven. Daarnaast kan op basis van de stukken van het dossier niet worden vastgesteld wie de aangever de steekwonden heeft toegebracht. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte rekening heeft moeten houden met de mogelijkheid dat zijn medeverdachten deze vorm van geweld zouden toepassen, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachtes opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, daarop was gericht.

Feiten waarvan het hof uitgaat

Op grond van de stukken van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 januari 2014 bevond de verdachte zich samen met zijn broer en een aantal Bulgaarse bekenden in café [naam 1] te Amsterdam. Aangever, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), was op dat moment eveneens in het café aanwezig. De Bulgaren zaten aan een tafel aan de ene kant van het café en [slachtoffer] zat aan een tafel aan de andere kant van het café. Op enig moment is de broer van de verdachte, tevens medeverdachte in deze strafzaak, met [slachtoffer] gaan praten. Vanuit de richting van de tafel waar de Bulgaren zaten, werd een fles gegooid in de richting van [slachtoffer]. Kort daarop ontstond een vechtpartij tussen [slachtoffer] en de groep Bulgaren, waarvan de verdachte op dat moment onderdeel uitmaakte. [slachtoffer] werd door de groep Bulgaren in elkaar geslagen waarbij sommigen een slagvoorwerp hanteerden. Na enige tijd verplaatste de vechtpartij zich naar buiten het café, de straat op. Buiten is [slachtoffer] op de grond gevallen en heeft een groep personen op hem ingeslagen. [slachtoffer] is op enig moment met een of meer (ijzeren) staven en stokken geslagen. Ook is hij meerdere malen met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn lichaam gestoken. De groep Bulgaren is uiteindelijk vertrokken en heeft [slachtoffer] op straat achtergelaten. In het ziekenhuis bleek [slachtoffer] een groot aantal steekwonden en daarnaast scheurwonden, kraswonden, bloeduitstortingen en een diepe schaafwond te hebben opgelopen.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van zijn pleitnota – kortgezegd – vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de door [slachtoffer] en getuige [getuige] (hierna: [getuige]) afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn en om die reden van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Bovendien ondersteunen de verklaringen elkaar onvoldoende waardoor niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Het hof overweegt als volgt.
[slachtoffer] heeft meerdere verklaringen afgelegd. In zijn eerste verklaring (op 20 januari 2014 in het VU ziekenhuis) heeft hij verklaard door een groep te zijn mishandeld. In dat verband heeft hij verklaard over een man die portier zou zijn en diens broer die stekende bewegingen zou hebben gemaakt. Voorts heeft hij verklaard dat de mannen die hij heeft gezien Bulgaren waren. In zijn aangifte op 27 januari 2014 heeft [slachtoffer] verklaard dat de naam van de portier [naam 2] (naar het hof begrijpt: de bijnaam van de broer van de verdachte) is en deze de stekende bewegingen heeft gemaakt. Vlak daarvoor zou vanuit de groep Bulgaren een fles of een soortgelijk voorwerp naar [slachtoffer] zijn gegooid, waarna een gevecht is ontstaan. In deze verklaring heeft [slachtoffer] als hoofddaders de verdachte en diens broer aangewezen. Uit de verklaring die [slachtoffer] op 14 november 2014 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd kan worden afgeleid dat volgens [slachtoffer] zowel de verdachte als diens broer stekende bewegingen zouden hebben gemaakt.
Het hof onderkent dat de verklaringen van [slachtoffer] niet eenduidig zijn waar het betreft de stekende bewegingen. Nu evenwel de verklaringen van [slachtoffer] voor het overige in de kern consistent zijn en steun vinden in andere bewijsmiddelen acht het hof de verklaringen van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar en zal deze verklaringen voor het bewijs gebruiken op de wijze als weergegeven in de eventuele aanvulling op dit arrest.
Ten aanzien van de verklaringen van [getuige] is het hof van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat zij de verdachte heeft verwisseld met diens broer. Het hof zal om die reden voorbij gaan aan haar verklaringen voor zover zij specifieke handelingen aan de verdachte toeschrijft. Dat leidt evenwel niet tot het oordeel dat haar verklaringen voor het overige onbetrouwbaar zijn, aangezien deze verklaringen in de kern bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van [slachtoffer] en de door andere aanwezige getuigen afgelegde verklaringen.
De stelling van de raadsman dat niet is voldaan aan het bewijsminimum is onjuist. De stukken van het dossier bevatten naast bovengenoemde verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] meerdere bewijsmiddelen. Bovendien heeft de verdachte tegenover de politie verklaard te hebben gevochten en daarbij te hebben geslagen, waaruit blijkt dat hij een wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging heeft geleverd.
Daarom worden de verweren van de raadsman verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 18 januari 2014 tot en met 19 januari 2014 te Amsterdam in een voor publiek toegankelijke ruimte, te weten in een café genaamd [naam 1], op de hoek van de Marco Polostraat, en op de openbare weg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen in zijn lichaam steken en
- met stokken en een ijzeren staaf tegen zijn lichaam slaan en
- tegen zijn lichaam slaan.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt en om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht tegen de verdachte en diens broer. De verdachte zou zich hiertegen hebben verdedigd, daarbij louter en alleen hebben geslagen met zijn vuist, tot het moment dat hij en zijn broer in veiligheid waren.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken van het dossier blijkt dat de vechtpartij in café [naam 1] is begonnen doordat een fles of een soortgelijk voorwerp vanuit een groep Bulgaren naar [slachtoffer] werd gegooid, waarna [slachtoffer] door die groep, waarvan de verdachte deel uitmaakte, werd belaagd en mishandeld. Derhalve was de handeling van de verdachte aanvallend en mist de stelling van de raadsman, dat de verdachte zichzelf en/of zijn broer moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, feitelijke grondslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het thans primair ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis heeft het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon, na afloop waarvan het slachtoffer ernstig gewond op straat is achtergebleven. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat het feit ingrijpende gevolgen voor hem heeft gehad. Daarnaast brengen dergelijke feiten bij burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, met name nu de geweldpleging eerst in een café en later buiten dat café op de openbare weg heeft plaatsgehad, waarvan vele niet-betrokken personen getuige zijn geweest.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, acht het hof een deels voorwaardelijke straf niet geïndiceerd nu de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, hij blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2016 niet eerder voor misdrijven strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld en hij geen relevante justitiecontacten heeft gehad sinds het bewezen verklaarde feit.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. D.J.M.W. Paridaens en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2016.
mr. D.J.M.W. Paridaens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[........]
.