In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 6 oktober 2015, staat de vraag centraal welk recht van toepassing is op de gevolgen van de onbevoegde ondertekening van een overeenkomst door [X] namens de vennootschap Maya Food GmbH. De overeenkomst in kwestie dateert van 23 maart 2013. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 2 februari 2016 geoordeeld dat het recht dat van toepassing is op de vertegenwoordiging, zoals vastgelegd in artikel 10:125 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt bepaald door het Haags Vertegenwoordigingsverdrag. Dit verdrag regelt de internationale rechtsverhoudingen die ontstaan wanneer een vertegenwoordiger handelt namens een vertegenwoordigde partij.
Het hof heeft vastgesteld dat Maya Food haar kantoor in Duitsland heeft, [Y] haar kantoor in Nederland en [X] in Turkije heeft gehandeld. Aangezien [X] onbevoegdelijk heeft gehandeld, is het hof van oordeel dat de gevolgen voor Maya Food en [Y] worden beheerst door het recht van Turkije, waar [X] heeft gehandeld. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken over het toepasselijke Turkse recht, aangezien het hof onvoldoende kennis heeft van dit recht. Dit biedt de mogelijkheid voor een juridische opinie van een Turkse advocaat, die door Maya Food kan worden ingediend.
De zaak is verwezen naar de rol van 1 maart 2016, waar partijen gelijktijdig een akte kunnen nemen over de inhoud van het Turkse recht. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.