ECLI:NL:GHAMS:2016:362

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
200.164.813/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van Turks recht op onbevoegde ondertekening van overeenkomst

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 6 oktober 2015, staat de vraag centraal welk recht van toepassing is op de gevolgen van de onbevoegde ondertekening van een overeenkomst door [X] namens de vennootschap Maya Food GmbH. De overeenkomst in kwestie dateert van 23 maart 2013. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 2 februari 2016 geoordeeld dat het recht dat van toepassing is op de vertegenwoordiging, zoals vastgelegd in artikel 10:125 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt bepaald door het Haags Vertegenwoordigingsverdrag. Dit verdrag regelt de internationale rechtsverhoudingen die ontstaan wanneer een vertegenwoordiger handelt namens een vertegenwoordigde partij.

Het hof heeft vastgesteld dat Maya Food haar kantoor in Duitsland heeft, [Y] haar kantoor in Nederland en [X] in Turkije heeft gehandeld. Aangezien [X] onbevoegdelijk heeft gehandeld, is het hof van oordeel dat de gevolgen voor Maya Food en [Y] worden beheerst door het recht van Turkije, waar [X] heeft gehandeld. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken over het toepasselijke Turkse recht, aangezien het hof onvoldoende kennis heeft van dit recht. Dit biedt de mogelijkheid voor een juridische opinie van een Turkse advocaat, die door Maya Food kan worden ingediend.

De zaak is verwezen naar de rol van 1 maart 2016, waar partijen gelijktijdig een akte kunnen nemen over de inhoud van het Turkse recht. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.164.813/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/559186/HA ZA 14-156
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 februari 2016
inzake
de vennootschap naar het recht van de Bondsrepubliek DuitslandMAYA FOOD GMBH,
gevestigd te Bochum, Duitsland,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] IMPORT-EXPORT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Kara te Maastricht.

1.Het verdere procesverloop

Partijen worden hierna Maya Food en [Y] genoemd.
Bij tussenarrest van 6 oktober 2015 heeft het hof een comparitie van partijen bepaald om met partijen te bespreken:
- welk recht van toepassing is op de vraag wat voor [Y] en Maya Food de gevolgen zijn van de omstandigheid dat [X] onbevoegdelijk namens Maya Food de overeenkomst van 23 maart 2013 heeft ondertekend,
- wat dat toepasselijk recht inhoudt, alsmede om:
- van partijen nadere informatie te verkrijgen over feiten en omstandigheden waaruit kan volgen dat [Y] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht aannemen dat aan [X] een toereikende volmacht was verleend om Maya Food te vertegenwoordigen, en
- de mogelijkheid van een schikking te beproeven.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. Het proces-verbaal van de zitting bevindt zich bij de stukken. Bij brief van 29 december 2015 heeft Maya Food ten behoeve van de comparitie haar standpunt toegelicht en twee producties overgelegd. Ter gelegenheid van de comparitie hebben partijen hun standpunten aan de hand van pleitaantekeningen nader toegelicht. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over het ten deze toepasselijke recht en zijn niet tot een schikking gekomen. Beide partijen hebben een bewijsaanbod gedaan.
Vervolgens is arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het hof dient thans eerst vast te stellen op basis van welk recht moet worden beoordeeld wat voor [Y] en Maya Food de gevolgen zijn van de omstandigheid dat [X] onbevoegdelijk namens Maya Food de overeenkomst van 23 maart 2013 heeft ondertekend.
2.4.
Ingevolge artikel 10:125, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt het recht dat toepasselijk is op vertegenwoordiging bepaald door het op 14 maart 1978 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging (hierna: het Haags Vertegenwoordigingsverdrag).
De Nederlandse vertaling van de authentieke Engelse en Franse tekst van het Haags Vertegenwoordigingsverdrag houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Artikel 1
Dit Verdrag bepaalt welk recht van toepassing is op internationale rechtsverhoudingen die ontstaan wanneer een persoon, de vertegenwoordiger, bevoegd is te handelen, handelt of beweert te handelen op naam of voor rekening van een andere persoon, de vertegenwoordigde, met een derde.
(…)
Artikel 4
Het door het Verdrag aangewezen recht is toepasselijk, ongeacht de vraag of het het recht is van een Verdragsluitende Staat.
(…)
Artikel 11
In de verhouding tussen de vertegenwoordigde en de derde, worden het bestaan en de omvang van de bevoegdheden van de vertegenwoordiger, alsmede de gevolgen van het werkelijk of beweerdelijk uitoefenen van zijn bevoegdheden, beheerst door het interne recht van de Staat waarin de vertegenwoordiger zijn kantoor had op het tijdstip dat hij handelde.
Evenwel is het interne recht van de Staat waar de vertegenwoordiger heeft gehandeld toepasselijk, indien:
a.
a) de vertegenwoordigde zijn kantoor of, bij gebreke daarvan, zijn gewone verblijfplaats in die Staat heeft en de vertegenwoordiger op naam van de vertegenwoordigde heeft gehandeld; of
b) de derde zijn kantoor of, bij gebreke daarvan, zijn gewone verblijfplaats in die Staat heeft; of
c) de vertegenwoordiger ter beurze heeft gehandeld of aan een veiling heeft deelgenomen; of
d) de vertegenwoordiger geen kantoor heeft.
(…)
2.3.
Ingevolge art. 11 Haags Vertegenwoordigingsverdrag worden de gevolgen voor de (beweerdelijk) vertegenwoordigde (hier: Maya Food) en de wederpartij (hier: [Y]) van het beweerdelijk uitoefenen van de bevoegdheden van een vertegenwoordiger (hier: [X]) beheerst door het recht van het land waarin de (pseudo)vertegenwoordigde zijn kantoor had, mits de (pseudo)vertegenwoordiger in datzelfde land heeft gehandeld (art. 11 lid 2 sub a). Als die landen niet dezelfde landen zijn, is het recht van toepassing van het land waarin de wederpartij haar kantoor of gewone verblijfplaats heeft, mits de (pseudo)vertegenwoordiger in dat land heeft gehandeld (art. 11 lid 2 sub b). Als ook die landen niet dezelfde landen zijn, is het recht van toepassing van het land waarin de (pseudo)vertegenwoordiger zijn kantoor had op het tijdstip dat hij handelde. Als de (pseudo)vertegenwoordiger geen kantoor heeft, is het recht van toepassing van het land waar hij heeft gehandeld (art. 11 lid 2 sub d).
2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat Maya Food haar kantoor in Duitsland heeft, dat [Y] haar kantoor in Nederland heeft en dat [X] in Turkije (beweerdelijk) namens Maya Food heeft gehandeld. Nu is gesteld noch gebleken dat [X] (op dat tijdstip) een kantoor had, brengt het Haags Vertegenwoordigingsverdrag mee dat de gevolgen voor Maya Food en [Y] van het beweerdelijk door [X] uitoefenen van de bevoegdheden van een vertegenwoordiger, worden beheerst door het recht van het land waar hij heeft gehandeld. Dat wil zeggen: Turkije. Dit betekent dat op basis van Turks recht zal moeten worden beoordeeld wat in de gegeven omstandigheden voor [Y] en Maya Food de gevolgen zijn van de omstandigheid dat [X] onbevoegdelijk namens Maya Food de overeenkomst van 23 maart 2013 heeft ondertekend.
2.5.
Partijen hebben zich niet concreet uitgelaten over de inhoud van het ten deze toepasselijke Turks recht en het hof heeft daarvan onvoldoende kennis. Maya Food heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen aangeboden om daarover een door een te goeder naam en faam bekend staande Turkse advocaat een juridische opinie te laten opstellen en deze in het geding te brengen. [Y] heeft zich daartegen niet verzet.
2.6.
Gelet op het voorgaande ziet het hof aanleiding om partijen in de gelegenheid te stellen om zich, desgewenst aan de hand van een door een te goeder naam en faam bekend staande Turkse advocaat op te stellen juridische opinie, bij akte nader uit te laten over de inhoud van het ten deze toepasselijke Turkse recht en de daaraan in het onderhavige geval te verbinden gevolgen.
2.7.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen opdat partijen gelijktijdig bedoelde akte zullen kunnen nemen. Partijen zullen vervolgens op een termijn van vier weken in de gelegenheid worden gesteld om op elkaars akte te reageren.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 1 maart 2016 voor een door beide partijen gelijktijdig te nemen akte als bedoeld onder rov. 2.6;
houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.E. Molenaar en A.W.H. Vink en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2016.