ECLI:NL:GHAMS:2016:3615
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.L. Bruinsma
- H.M.J. Quaedvlieg
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in verband met recidive en internationale handel in verdovende middelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016. De verdachte, geboren in 1974 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. Het hof oordeelde dat er sprake was van recidive en dat de verdachte betrokken was bij professioneel uitgevoerde internationale handel in verdovende middelen, wat de toepassing van de twaalfjaarsgrond rechtvaardigde. Daarnaast werd de onderzoeksgrond gehandhaafd, omdat er nog steeds onderzoekshandelingen plaatsvonden die de voortzetting van de voorlopige hechtenis vereisten.
De raadsman had stukken overgelegd met betrekking tot de medische gesteldheid van de verdachte, maar het hof oordeelde dat de medische zorg in het huis van bewaring op dat moment voldoende was. Het hof concludeerde dat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigden. Het verzoek tot schorsing werd dan ook afgewezen.
De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beslissing af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking werd gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.