ECLI:NL:GHAMS:2016:3615

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
13/997045-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in verband met recidive en internationale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016. De verdachte, geboren in 1974 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. Het hof oordeelde dat er sprake was van recidive en dat de verdachte betrokken was bij professioneel uitgevoerde internationale handel in verdovende middelen, wat de toepassing van de twaalfjaarsgrond rechtvaardigde. Daarnaast werd de onderzoeksgrond gehandhaafd, omdat er nog steeds onderzoekshandelingen plaatsvonden die de voortzetting van de voorlopige hechtenis vereisten.

De raadsman had stukken overgelegd met betrekking tot de medische gesteldheid van de verdachte, maar het hof oordeelde dat de medische zorg in het huis van bewaring op dat moment voldoende was. Het hof concludeerde dat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigden. Het verzoek tot schorsing werd dan ook afgewezen.

De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beslissing af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking werd gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

13/997045-14
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag te Zwaag.
tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 28 juli 2016, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 29 juli 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en de gronden waarop deze berust.
Gelet op de duur en de omvang van de verweten gedragingen acht het hof evenals de rechtbank de recidivegrond aanwezig. Nu uit het dossier aanwijzingen naar voren komen dat er sprake is van een professioneel uitgevoerde internationale handel in verdovende middelen acht het hof met de rechtbank ook nu nog de twaalfjaarsgrond (geschokte rechtsorde) van toepassing, mede gelet op de kennelijke rol van de verdachte in het geheel.
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat deze gehandhaafd blijft, nu de advocaat-generaal aannemelijk heeft gemaakt dat nog onderzoekshandelingen worden verricht waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist.
Het hof overweegt dat sprake is van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen.
De raadsman heeft in raadkamer stukken overgelegd met betrekking tot de medische gesteldheid van de verdachte. Daaruit is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat de medische zorg in het huis van bewaring op dit moment ontoereikend is. Gelet daarop en op het feit dat de voorlopige hechtenis ook nog noodzakelijk is voor de waarheidsvinding, is het hof van oordeel dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. Mocht op enig moment er op medische gronden aanleiding zijn voor een acute operatie dan kan alsdan een schorsingsverzoek worden ingediend.
13/997045-14

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 7 september 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. H.M.J. Quaedvlieg en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 7 september 2016,
de advocaat-generaal