ECLI:NL:GHAMS:2016:3614

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
13/997015-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016. De verdachte, geboren in 1983 en thans verblijvende in het huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof oordeelt dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, gebaseerd op de uiterlijke verschijningsvorm van de waarnemingen en de eigen verklaring van de verdachte. De verdachte heeft erkend hand- en spandiensten te hebben verricht voor een medeverdachte en had vermoedens dat zijn oom zich met strafbare feiten bezighield. Dit alles leidt het hof tot de conclusie dat er sprake is van ernstige bezwaren. Daarnaast is er sprake van recidivegrond en een professioneel uitgevoerde internationale handel in verdovende middelen, wat de twaalfjaarsgrond (geschokte rechtsorde) van toepassing maakt.

Het hof heeft besloten dat de voorlopige hechtenis van de verdachte gehandhaafd blijft, omdat er nog onderzoekshandelingen plaatsvinden waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beslissing wordt afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

13/997015-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring De Geniepoort te Alphen aan den Rijn,
tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 28 juli 2016, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 29 juli 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en de gronden waarop deze berust.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de waarnemingen die in het dossier zijn gerelateerd, is er sprake van een verdenking ter zake van de thans nog aan de orde zijnde strafbare feiten waarvan de verdachte wordt beschuldigd. Bovendien wordt van de kant van de verdachte erkend dat hij hand- en spandiensten verrichtte voor de medeverdachte [medeverdachte] en dat hij wel vermoedens had dat zijn oom zich met strafbare feiten bezighield. Om hem moverende redenen zou de verdachte hierover geen vragen gesteld hebben. Dit alles bij elkaar genomen levert naar het oordeel van het hof ernstige bezwaren op.
Gelet op de duur en de omvang van de verweten gedragingen acht het hof evenals de rechtbank de recidivegrond aanwezig. Nu uit het dossier aanwijzingen naar voren komen dat er sprake is van een professioneel uitgevoerde internationale handel in verdovende middelen acht het hof met de rechtbank ook nu nog de twaalfjaarsgrond (geschokte rechtsorde) van toepassing, mede gelet op de kennelijke rol van de verdachte in het geheel.
Met betrekking tot de onderzoeksgrond overweegt het hof dat deze gehandhaafd blijft, nu de advocaat-generaal aannemelijk heeft gemaakt dat nog onderzoekshandelingen worden verricht waarvoor continuering van de voorlopige hechtenis is vereist.
Gelet op de gronden waarop de voorlopige hechtenis rust, is schorsing van de voorlopige hechtenis op dit moment niet aan de orde.

13.997015-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 7 september 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma , voorzitter,
mrs. H.M.J. Quaedvlieg en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 7 september 2016,
de advocaat-generaal