In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het niet voldoen aan een bevel van de burgemeester om zich gedurende drie maanden uit een door de burgemeester aangewezen gebied in de Amsterdamse binnenstad te verwijderen. De tenlastelegging betrof een incident op 17 januari 2016, waarbij de verdachte opzettelijk niet voldeed aan het bevel, dat was uitgevaardigd op 24 november 2015. De verdachte werd op 17 januari 2016 aangehouden in een snackbar binnen het gebied waar hij zich niet mocht bevinden. Tijdens de zitting in hoger beroep verklaarde de verdachte dat hij dacht dat de snackbar buiten het gebied viel, maar het hof oordeelde dat hij op de hoogte was van het bevel en dat hij niet verontschuldigbaar had gedwaald. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk niet voldoen aan het bevel van de burgemeester. De straf die door de politierechter was opgelegd, een taakstraf van 20 uren of 10 dagen hechtenis, werd door het hof bevestigd, waarbij het hof de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging nam. Het hof oordeelde dat de verdachte weinig respect had getoond voor het bevel van het bevoegd gezag, wat de oplegging van een taakstraf rechtvaardigde.