ECLI:NL:GHAMS:2016:3590

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
23-001185-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens niet voldoen aan een bevel tot verwijdering uit een door de burgemeester aangewezen gebied

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het niet voldoen aan een bevel van de burgemeester om zich gedurende drie maanden uit een door de burgemeester aangewezen gebied in de Amsterdamse binnenstad te verwijderen. De tenlastelegging betrof een incident op 17 januari 2016, waarbij de verdachte opzettelijk niet voldeed aan het bevel, dat was uitgevaardigd op 24 november 2015. De verdachte werd op 17 januari 2016 aangehouden in een snackbar binnen het gebied waar hij zich niet mocht bevinden. Tijdens de zitting in hoger beroep verklaarde de verdachte dat hij dacht dat de snackbar buiten het gebied viel, maar het hof oordeelde dat hij op de hoogte was van het bevel en dat hij niet verontschuldigbaar had gedwaald. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk niet voldoen aan het bevel van de burgemeester. De straf die door de politierechter was opgelegd, een taakstraf van 20 uren of 10 dagen hechtenis, werd door het hof bevestigd, waarbij het hof de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging nam. Het hof oordeelde dat de verdachte weinig respect had getoond voor het bevel van het bevoegd gezag, wat de oplegging van een taakstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

parketnummer: 23-001185-16
datum uitspraak: 18 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-010922-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2016 te 00.04 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Dealeroverlastgebied 1.0., althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Op 24 november 2015 is jegens de verdachte namens de burgemeester van Amsterdam een bevel uitgevaardigd om zich gedurende drie maanden – van 28 november 2015 tot en met 27 februari 2016 – niet op te houden in het Dealeroverlastgebied 1.0. Op 17 januari 2016 is de verdachte in [adres 2] te Amsterdam aangehouden.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij van het bevel op de hoogte was, maar dat hij in de veronderstelling was dat [adres 2], waar hij op 17 januari 2016 snackbar [naam] bezocht en alwaar hij is aangehouden, niet in dat gebied viel. De raadsman heeft in het verlengde daarvan betoogd dat de verdachte derhalve ‘verontschuldigbaar heeft gedwaald’ en dus niet het opzet had om het bevel te overtreden.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de stukken van het dossier bevindt zich een kopie van het namens de burgemeester van Amsterdam afgegeven verwijderingsbevel. Bij dit schriftelijke bevel hoort een kaart van het centrum van Amsterdam waarop de grenzen van het Dealeroverlastgebied 1.0 – waar het verbod betrekking op had – zijn gemarkeerd.
Het hof heeft met de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep aan de hand van de kaart onomstotelijk vastgesteld dat de Lijnbaansteeg, meer bepaald de onmiddellijke omgeving van snackbar [naam] , is gelegen in Dealeroverlastgebied 1.0. Nu de verdachte voorts ten overstaan van de politie heeft verklaard dat ‘het steegje van de singel waar ik was om eten te halen maximaal 10 meter binnen het gebied was’ acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald.
Derhalve faalt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 januari 2016 te 00.04 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 van de Gemeentewet en
artikel2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Dealeroverlastgebied 1.0 te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft opzettelijk niet voldaan aan een hem gegeven bevel om zich gedurende drie maanden uit een door de burgemeester aangewezen gebied in de Amsterdamse binnenstad te verwijderen. Door een dergelijk bevel, dat wordt gegeven met het oog op de openbare orde, te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor een door het bevoegd gezag gegeven bevel en zich hieraan niets gelegen te laten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 juli 2016 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld, waaronder – kort gezegd – ter zake van het bezit van harddrugs en de overtreding van artikel 2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Hieruit blijkt ook dat oplegging van een ‘bescheiden geldboete’ zoals door de raadsman is voorgesteld, niet passend wordt geacht, zulks vanwege de ernst van het bewezenverklaarde, bezien in het licht van de genoemde eerdere veroordelingen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van
mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 augustus 2016.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.