In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Italië in 1990, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 3,06 gram MDMA op 17 oktober 2015 te Amsterdam. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman tijdens de zitting op 11 augustus 2016. De tenlastelegging werd door het hof bevestigd, waarbij eventuele taal- en schrijffouten in de tenlastelegging werden verbeterd zonder dat dit de verdediging van de verdachte schaadde.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €550,00 of 11 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen en heeft besloten dat een geldboete van €550,00 passend was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot deze geldboete en 11 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.