ECLI:NL:GHAMS:2016:3471

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2016
Publicatiedatum
25 augustus 2016
Zaaknummer
23-005200-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk aanwezig hebben van MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Italië in 1990, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 3,06 gram MDMA op 17 oktober 2015 te Amsterdam. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman tijdens de zitting op 11 augustus 2016. De tenlastelegging werd door het hof bevestigd, waarbij eventuele taal- en schrijffouten in de tenlastelegging werden verbeterd zonder dat dit de verdediging van de verdachte schaadde.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €550,00 of 11 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen en heeft besloten dat een geldboete van €550,00 passend was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot deze geldboete en 11 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

parketnummer: 23-005200-15
datum uitspraak: 25 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-210562-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
11 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,06 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 oktober 2015 te Amsterdam aanwezig heeft gehad 3,06 gram van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg (impliciet primair) bewezen verklaarde opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder C van de Opiumwet veroordeeld tot geldboete van 550,00 euro, subsidiair 11 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft door zijn onachtzame toedoen 3,06 gram ‘XTC’ aanwezig gehad. Harddrugs als deze zijn schadelijk voor de volksgezondheid.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Hieruit spreekt dat het hof een voorwaardelijke of mildere strafmodaliteit, zoals door de raadsman voorgestaan, niet op zijn plaats vindt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van
S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 augustus 2016.