In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Soedan in 1988, was eerder veroordeeld voor wederspannigheid en had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot een gevangenisstraf van drie weken. De zaak betreft een incident op 15 juli 2015, waarbij de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen een opsporingsambtenaar, hoofdagent [verbalisant], die hem had aangesproken in verband met een melding van mishandeling. De verdachte weigerde te blijven staan en duwde de agent weg, waarna hij werd aangehouden.
Het hof verwierp het bewijsverweer van de verdachte dat hij niet duidelijk was dat hij werd aangehouden ter zake van een strafbaar feit. Het hof oordeelde dat de opsporingsambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn functie handelde en dat de verdachte op de hoogte was van de sommatie om te blijven staan. Het hof achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar voor wederspannigheid. De eerdere veroordeling werd vernietigd, en het hof legde opnieuw een gevangenisstraf van drie weken op, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. De verdachte had zich op gewelddadige wijze verzet tegen de politie, wat de uitvoering van hun taken bemoeilijkte. Het hof concludeerde dat een voorwaardelijke straf niet passend zou zijn, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte.