In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 december 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in Suriname in 1971, was aangeklaagd voor het niet naleven van een door de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel om zich uit een dealeroverlastgebied te verwijderen. Dit bevel was op 18 augustus 2015 gegeven, maar de verdachte had op 1 oktober 2015, het moment van de tenlastelegging, geen kennis van de inhoud van dit bevel. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 9 augustus 2016 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van twee weken had geëist.
Het hof heeft geconcludeerd dat de publicatie van het verbod op 19 augustus in de Metro onvoldoende was om aan te nemen dat de verdachte op de hoogte was van het dealerverblijfsverbod. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het bevel, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan door te verklaren dat niet bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan.