ECLI:NL:GHAMS:2016:3408

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
23-003041-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een stukgeslagen fles in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2015. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een slachtoffer door met een stukgeslagen fles tegen het linkeroor van het slachtoffer te slaan. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als subsidiair verwijt, waarbij het primair ten laste gelegde niet bewezen werd verklaard. Het hof oordeelde dat de verwonding, een snee door het linkeroor, niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd volgens artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen. De verdachte had opzettelijk mishandeld, maar de strafbaarheid werd niet uitgesloten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar het hof besloot tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. Het hof gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003041-15
Datum uitspraak: 23 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/654002-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 1 januari 2015 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een snee door het linkeroor (zowel aan voor- als aan achterzijde)), heeft toegebracht, door met dat opzet (met kracht) (met) een (stukgeslagen) fles tegen/in het linkeroor van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gesneden.
subsidiair:
hij op of omstreeks 1 januari 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [slachtoffer] is toegerend en/of (vervolgens) (met) een (stukgeslagen) fles in de richting van het gezicht van die [slachtoffer] heeft gezwaaid en/of gehouden en/of (met kracht) (met) een (stukgeslagen) fles tegen/in het linkeroor van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gesneden terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 1 januari 2015 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) (met) een (stukgeslagen) fles tegen/in het linkeroor heeft geslagen en/of gesneden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

De verdachte heeft met een gebroken fles tegen de linkerzijde van het hoofd van de aangever geslagen, waardoor de aangever letsel heeft opgelopen, te weten een snee door de voor- en achterkant van het linkeroor. Het herstel heeft volgens de aangever ongeveer 2 ½ a 3 maanden geduurd.
Het hof is van oordeel dat deze verwonding weliswaar akelig is, maar, gelet op de aard van het letsel, de medische behandeling – de wond is in het ziekenhuis gehecht - en de herstelperiode, niet aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van het vorengaande is het hof dan ook, anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman van oordeel dat de verdachte, dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [slachtoffer] is toegerend en met een stukgeslagen fles tegen het linkeroor van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden op te leggen, dan wel een taakstraf met een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan de advocaat-generaal heeft geëist.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de aangever aanzienlijk letsel toegebracht door hem op agressieve wijze met een stukgeslagen fles tegen het oor te slaan. Geweldsmisdrijven als de onderhavige versterken in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid, zeker in dit geval, waar de mishandeling zich met oud en nieuw in het uitgaansleven, op de openbare weg in het Centrum van Amsterdam heeft afgespeeld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juli 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor een misdrijf.
Gelet op de aard en de ernst van de mishandeling kan niet worden volstaan met louter een voorwaardelijke straf, en evenmin met alleen een taakstraf. Het hof zal de verdachte daarom veroordelen tot een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof zal medewerking aan reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde stellen, opdat de reclassering erop kan toezien dat de verdachte zijn leven betert.

Beslissingen omtrent het beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen worden teruggegeven aan de verdachte.
De raadsman heeft zich dienaangaande gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof zal de teruggave van de in beslag genomen goederen aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van het arrest meldt bij Reclassering Nederland, zich daar zal blijven melden zo frequent en zo lang als de reclassering dit nodig acht en zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem zal geven.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- geld € 303,90 (voorwerpnummer 4947027);
- 1 telefoontoestel roze Nokia (voorwerpnummer 4947021);
- 1 simkaart van zaktelefoon Lyca Mobile [nummer 1] (voorwerpnummer 4947022);
- 1 simkaart van zaktelefoon Lyca Mobile [nummer 2] 002462176 (voorwerpnummer 4947023).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. F.M.D. Aardema en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 augustus 2016.