In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije in 1968, was beschuldigd van valsheid in geschrifte en het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift. De tenlastelegging betrof het vervalsen van een verklaring betalingsgedrag, die als bewijs diende voor de betaling van loonheffingen. De verdachte had op 25 oktober 2013 in Zaandam een valselijk opgemaakte verklaring verstrekt aan een bedrijf, waarin onterecht werd vermeld dat alle loonheffingen waren betaald. Tijdens de zitting op 22 juli 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen had geacht. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, omdat het een niet uitgewerkt stempelvonnis betrof. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het tijdsverloop sinds het strafbare feit. Het hof concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.