ECLI:NL:GHAMS:2016:3357

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
18 augustus 2016
Zaaknummer
200.160.012
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van schade in hoger beroep na aansprakelijkheid van geïntimeerde

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 9 februari 2016, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de vaststelling van schade die Museum Herengracht Monumenten II B.V. (MHM) heeft geleden door een huurachterstand. In het tussenarrest was reeds geoordeeld dat de geïntimeerde aansprakelijk was voor de schade. MHM heeft in haar akte uitlating schade aangegeven dat partijen zijn overeengekomen om de schade te begroten op basis van een eerder vonnis van de kantonrechter in Amsterdam van 8 februari 2016. De geïntimeerden hebben deze afspraak bevestigd in hun antwoordakte.

Het hof heeft de schade vastgesteld op € 41.066,13 aan hoofdsom voor de huurachterstand, vermeerderd met contractuele rente, en € 47.660,06 aan hoofdsom voor de contante waarde van de inkomsten van 1 september 2014 tot 31 januari 2018, vermeerderd met wettelijke rente. De geïntimeerde is veroordeeld tot vergoeding van deze schade. Daarnaast is de geïntimeerde als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van MHM in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. Het hof heeft het bestreden vonnis voor zover de vorderingen tegen de geïntimeerde zijn afgewezen, vernietigd en de vorderingen opnieuw toegewezen. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam en betreft een belangrijke uitspraak in het civiele recht met betrekking tot schadevergoeding en aansprakelijkheid.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.160.012/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : 2119345 CV EXPL 13-15877
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 augustus 2016
inzake
MUSEUM HERENGRACHT MONUMENTEN II B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
2.
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. L.M. Ravestijn te Amstelveen.

1.Het verdere geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer MHM, [geïntimeerde] en [geïntimeerde] (de laatsten gezamenlijk [geïntimeerden]) genoemd.
Op 9 februari 2016 is een tussenarrest gewezen (hierna: het tussenarrest). In het tussenarrest is de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van MHM.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte uitlating schade van MHM, met productie (vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2016, zaaknummer 3751490 CV EXPL 15-511) ;
- antwoordakte van [geïntimeerden]
Vervolgens is arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door MHM geleden schade en zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich over de hoogte van die schade uit te laten.
2.2
In haar akte uitlating schade heeft MHM laten weten dat partijen zijn overeengekomen ter zake de begroting van de schade aan te sluiten bij het door de rechtbank Amsterdam, sector kanton, onder zaaknummer 3751490 CV EXPL 15-511 gewezen vonnis in de schadestaatprocedure van 8 februari 2016. In hun antwoordakte hebben [geïntimeerden] deze afspraak bevestigd.
2.3
Het hof zal de door MHM geleden schade overeenkomstig voornoemd vonnis van 8 februari 2016 vaststellen op
- € 41.066,13 aan hoofdsom ter zake van de huurachterstand, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de datum van opeisbaarheid van de maandelijkse huurtermijnen tot aan de voldoening;
- € 47.660,06 aan hoofdsom ter zake van de contante waarde van de inkomsten vanaf 1 september 2014 tot 31 januari 2018, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2014 tot aan de dag van voldoening.
[geïntimeerde] zal tot vergoeding van deze schade worden veroordeeld.
2.4
[geïntimeerde] zal als in het ongelijk te stellen partij in de kosten van MHM in het geding in eerste aanleg en in hoger beroep worden veroordeeld. Het bestreden vonnis zal voor het overige worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarin de vorderingen tegen [geïntimeerde] zijn afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan MHM te betalen:
- € 41.066,13 aan hoofdsom ter zake van de huurachterstand, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de datum van opeisbaarheid van de maandelijkse huurtermijnen tot aan de voldoening;
- € 47.660,06 aan hoofdsom ter zake van de contante waarde van de inkomsten vanaf 1 september 2014 tot 31 januari 2018, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2014 tot aan de dag van voldoening.
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van MHM begroot op € 268,68 aan verschotten en € 1.200,= voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 784,78 aan verschotten en € 2.682,= voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.C. Toorman en M.J. Schaepman-de Bruijne en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2016.