ECLI:NL:GHAMS:2016:3320
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van echtpaar wegens onvoldoende medewerking en informatieverstrekking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellanten, [Y] en [X]. De rechtbank Amsterdam had op 24 februari 2016 de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, omdat [Y] en [X] onvoldoende informatie hadden verstrekt aan de bewindvoerder en niet voldaan hadden aan hun sollicitatieplicht. Tijdens de zitting op 29 maart 2016 hebben appellanten hun situatie toegelicht, waarbij zij stelden dat zij de verplichtingen niet goed begrepen en dat hun omstandigheden waren veranderd. [X] had medische problemen en een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal, wat volgens hen hun sollicitatie-inspanningen belemmerde.
Het hof oordeelde echter dat de tekortkomingen van [Y] en [X] ernstig waren en dat zij onvoldoende medewerking hadden verleend aan de uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Het hof benadrukte dat de verplichtingen voortvloeien uit de Faillissementswet en dat de schuldenaren actief moesten meewerken aan een doeltreffende uitvoering. De gebrekkige taalbeheersing en de zorg voor de kinderen en de echtgenoot werden niet als geldige redenen gezien om de verplichtingen niet na te komen. Het hof concludeerde dat er geen vertrouwen was dat [Y] en [X] in de toekomst aan hun verplichtingen zouden voldoen, en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank.
De beslissing van het hof houdt in dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is, en dat de appellanten niet in aanmerking komen voor een verlenging van de regeling. Het hof heeft de zaak afgesloten met de mogelijkheid voor de appellanten om binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen.