[X] heeft in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en haar alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien, dan wel subsidiair de looptijd te verlengen. [X] heeft gesteld niet te zijn tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen. Voor zover zij is tekortgeschoten stelt zij dat dit haar niet toegerekend kan worden en dat zij haar crediteuren niet heeft benadeeld, dan wel dat het tekortschieten van geringe aard is. Daartoe heeft [X] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd.
[X] heeft zo goed mogelijk meegewerkt aan een goede uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Zij heeft daarbij de hulp ingeschakeld van budgetbeheer en later heeft zij de hulp gekregen van een beschermingsbewindvoerder. Ondanks deze hulp is er toch een schuld aan de DWI ad € 4.122,73 ontstaan, door de betaling van achterstallig loon door haar voormalig werkgever en de samenloop van twee uitkeringen, en is er een terugvordering van de huurtoeslag 2014, ontstaan door het inkomen van de toen inwonende zoon. [X] heeft met betrekking tot de schuld aan de DWI gesteld dat het klopt dat zij in twee verschillende periodes te veel uitkering heeft ontvangen, maar dat dit haar niet te verwijten valt omdat zij geen zicht had op haar inkomen, nu haar budget werd beheerd en zij enkel € 50,- leefgeld in de week ontving. Nadat de beschermingsbewindvoerder zijn taak had aangevangen, heeft hij zelf namens [X] de DWI erop geattendeerd dat er bedragen ten onrechte uitgekeerd waren. In de door [X] gevoerde bezwaarprocedure heeft de gemeente Amsterdam aangegeven dat zij niet verwijtbaar gehandeld heeft en dat de schuld na afloop van de schuldsanering mag worden ingelost. [X] acht het onder deze omstandigheden niet gerechtvaardigd de schuldsanering op deze grond tussentijds te beëindigen. Bovendien kan een gedeelte van de schuld worden afgelost met de boedelvoorstand ad € 1.202,17 en heeft de oudste zoon zich bereid verklaard een bedrag van € 1.000,- ineens en vijf termijnbedragen van € 400,- per maand ter aflossing van de schuld te voldoen. Daarnaast is de terugvordering van de huurtoeslag 2014 voldaan door [Y] , de zoon die inwonend was. Deze zoon stelt zich ook garant voor voldoening van de eventuele terugvordering van de huurtoeslag 2015, mocht deze terugvordering ontstaan.
Met betrekking tot de inspanningsverplichting heeft [X] aangevoerd dat zij zich in november 2014 ziek heeft gemeld bij het UWV en toen een ziektewetuitkering heeft ontvangen en derhalve niet gehouden was aan de inspanningsverplichting. Omdat zij een en ander niet goed had begrepen heeft zij toch enkele maanden aan de sollicitatieverplichting voldaan. Nadat zij in december 2015 arbeidsgeschikt is bevonden en dientengevolge een werkloosheidsuitkering kreeg, heeft zij bezwaar ingediend op welk bezwaar nog geen beslissing genomen is. [X] heeft in de afgelopen maanden voldaan aan de eisen van het UWV en heeft de afgelopen maand ook op de wijze zoals gevraagd in de schuldsanering gesolliciteerd. Als [X] al niet aan de inspanningsverplichting heeft voldaan, dan is zij van mening dat het een geringe tekortkoming betreft die buiten beschouwing gelaten kan worden, temeer nu het de vraag is, gezien de leeftijd, beperkte inzetbaarheid en opleidingsgraad van [X] , of de schuldeisers zijn benadeeld.