Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
primairvoor recht zal verklaren dat [appellante] de huuropzegging door Dreef Beheer alsnog heeft aanvaard – waardoor de huurovereenkomst tussen partijen op 31 oktober 2015 is geëindigd en geen datum behoeft te worden vastgesteld waarop de huurovereenkomst eindigt – en
subsidiairde datum waarop de huurovereenkomst eindigt zal vaststellen op 31 oktober 2015, voorts [appellante] in beide gevallen zal veroordelen om binnen drie weken nadat zij toegang heeft verkregen van Dreef Beheer tot de bedrijfsruimte deze bedrijfsruimte leeg op te leveren en ten slotte Dreef Beheer zal veroordelen in de proceskosten van het geding in hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente.
primairhet vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellante] tot betaling van een nader omschreven boete, en
subsidiair– voor het geval dat de grieven van [appellante] tot een (gedeeltelijke) vernietiging van het vonnis waarvan beroep leiden – [appellante] zal veroordelen tot betaling van schadevergoeding ten bedrage van € 29.226,30 (met btw), met veroordeling van [appellante] tot betaling van een nader omschreven boete, en ten slotte [appellante] zal veroordelen in de proceskosten van het geding in hoger beroep, inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.De feiten
atot en met
gde feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt genomen. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.
3.De beoordeling
primairgesteld dat zij het gehuurde nodig heeft omdat het winkelcentrum moet worden gerenoveerd en deels moet worden gesloopt en
subsidiairgesteld dat haar belangen bij beëindiging van de huurovereenkomst zwaarder wegen dan die van [appellante] bij voortzetting daarvan. [appellante] heeft tegen een en ander verweer gevoerd en van haar kant in voorwaardelijke reconventie – te weten voor het geval dat de vordering van Dreef Beheer in conventie zal worden toegewezen – gevorderd, kort gezegd, dat de kantonrechter Dreef Beheer zal veroordelen om in redelijkheid door te onderhandelen over de huur van de beoogde nieuwe bedrijfsruimte door [appellante] , met veroordeling van Dreef Beheer in de proceskosten. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat zij ook na renovatie van het winkelcentrum de exploitatie van haar DA-drogisterij (in een nieuwe bedrijfsruimte aldaar) wil voortzetten. Dreef Beheer heeft tegen een en ander verweer gevoerd.
alsnogkon toestemmen in beëindiging van de huurovereenkomst op 31 oktober 2015, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (zie met name memorie van grieven onder 30), kan dit betoog niet slagen, omdat de feiten en omstandigheden die Dreef Beheer in dat verband stelt een dergelijke conclusie niet rechtvaardigen. Het hof betrekt daarbij dat begrijpelijk is dat [appellante] , rekening houdend met het voor haar teleurstellende oordeel van de kantonrechter en gelet op de verslechterde winstgevendheid van haar onderneming, er alsnog voor koos om zich bij de door Dreef Beheer voorgestane beëindiging neer te leggen.
grief 1slaagt en dat
grief 2, gelet op wat hiervoor (onder 3.3) is overwogen, buiten bespreking kan blijven.