ECLI:NL:GHAMS:2016:317

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
200.149.154/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de vergoeding van de onderzoeker in een ondernemingsrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een verzoek tot vaststelling van de vergoeding van de onderzoeker in een ondernemingsrechtelijke procedure. De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid aangeduid als [A], heeft een verzoek ingediend tegen de besloten vennootschap Best Green B.V. en een belanghebbende, eveneens een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid aangeduid als [B]. De advocaat van verzoekster is mr. M.P.M. Fruytier, terwijl mr. C.J. van Dijk de belangen van zowel Best Green als [B] behartigt.

De Ondernemingskamer heeft eerder, in augustus 2014, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Best Green. Mr. W.G. van Hassel werd benoemd als onderzoeker en er werd een maximum bedrag van € 25.000 (exclusief btw) vastgesteld voor de kosten van het onderzoek. Tijdens de procedure zijn [A] en [B] geschorst als bestuurders van Best Green en is ir. A. van de Walle benoemd tot bestuurder.

In oktober 2015 heeft de onderzoeker gerapporteerd dat de totale kosten van het onderzoek € 20.332 (exclusief btw) bedragen. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze kosten, maar er is geen bezwaar ontvangen. Gezien het ontbreken van bezwaar en de redelijkheid van het opgegeven bedrag, heeft de Ondernemingskamer besloten de vergoeding van de onderzoeker vast te stellen op € 20.332 (exclusief btw). De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven op 3 februari 2016.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.149.154/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 3 februari 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. M.P.M. Fruytier, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEST GREEN B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zal verzoekster (ook) worden aangeduid met [A] , verweerster met Best Green en belanghebbende met [B] .
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 4 en 5 augustus 2014 en 8 oktober 2015 in deze zaak.
1.3
Bij de beschikkingen van 4 en 5 augustus 2014 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Best Green, mr. W.G. van Hassel (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten, bepaald dat het onderzoek ten hoogste € 25.000 (exclusief btw) mag kosten, alsmede - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding - [A] en [B] geschorst als bestuurders van Best Green, ir. A. van de Walle benoemd tot bestuurder van Best Green, en bepaald dat alle aandelen in Best Green ten titel van beheer aan de benoemde bestuurder zijn overgedragen.
1.4
Bij brief (met bijlage) van 5 oktober 2015 heeft de onderzoeker een overzicht van de door hem aan het onderzoek bestede uren gegeven, en bericht dat de totale kosten van het onderzoek € 20.332 (exclusief btw) bedragen.
1.5
Bij de beschikking van 8 oktober 2015 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het op die dag ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegde verslag met bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden. Voorts heeft de Ondernemingskamer partijen bij die beschikking in de gelegenheid gesteld zich over de vast te stellen vergoeding van de onderzoeker uit te laten. Van partijen is daarop niet vernomen.

2.De gronden van de beslissing

Nu van partijen geen bezwaar is ontvangen en de Ondernemingskamer het door de onderzoeker opgegeven bedrag van € 20.332 (exclusief btw) niet onredelijk voorkomt, zal de Ondernemingskamer de vergoeding van onderzoeker op de voet van artikel 2:350 lid 3 BW vaststellen op voormeld bedrag.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 20.332 (exclusief BTW);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en H. de Munnik en dr. P.M. Verboom, raden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer op 3 februari 2016.