ECLI:NL:GHAMS:2016:3120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
23-001485-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en veroordeling voor eenvoudige belediging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en eenvoudige belediging. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 25 maart 2015. De tenlastelegging omvatte twee feiten: mishandeling van een slachtoffer op 15 september 2013 en belediging van hetzelfde slachtoffer.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer over de mishandeling niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, zoals camerabeelden. Hierdoor heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de mishandeling. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte het slachtoffer had beledigd door in zijn gezicht te spugen.

De politierechter had eerder een geldboete opgelegd voor beide feiten, maar het hof heeft de straf voor de belediging verhoogd, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 300 en 6 dagen hechtenis. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001485-15
datum uitspraak: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-068619-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 15 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het één of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) (dicht)knijpen en/of grijpen en/of vasthouden (met zijn hand) naar/van de keel van voornoemde [slachtoffer] (waardoor voornoemde [slachtoffer] geen en/of moeilijk lucht kreeg), waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 15 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer], in diens/dier tegenwoordigheid heeft beledigd door feitelijkhe(i)d(en), bestaande die belediging uit het spugen op/tegen/in het gezicht, in elk geval het hoofd, van voornoemde [slachtoffer], althans feitelijkhe(i)d(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 1 tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, omdat volgens hem gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de zich in het dossier bevindende stills van de camerabeelden van het incident wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verklaring van de aangever [slachtoffer], dat hij op 15 september 2013 te Amsterdam door de verdachte met kracht bij zijn keel is vastgepakt, hetgeen pijn deed en waardoor hij moeilijk lucht kreeg, wordt niet ondersteund door enig ander bewijs. De zich in het dossier bevindende stills van de camerabeelden van het incident [1] leveren naar het oordeel van het hof geen steunbewijs op, omdat daarop niet te zien is dat de verdachte [slachtoffer] daadwerkelijk bij zijn keel vastpakt en/of vasthoudt. Omdat de verbalisanten geen letsel hebben waargenomen en een letselverklaring in het dossier ontbreekt, zal de verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs van de hem onder 1 ten laste gelegde mishandeling worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 15 september 2013 te Amsterdam, opzettelijk [slachtoffer], in dier tegenwoordigheid heeft beledigd door een feitelijkheid, bestaande die belediging uit het spugen in het gezicht van voornoemde [slachtoffer].
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis en voor het onder 2 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 150, subsidiair 3 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg zijn opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een medewerker van een snackbar, toen die hem de toegang weigerde omdat het sluitingstijd was, weggeduwd en is de snackbar ingelopen. Vervolgens heeft hij deze medewerker beledigd door hem in het gezicht te spugen. Dit is een ergerlijk feit dat voor de betrokken persoon buitengewoon grievend is. Spugen wordt als buitengewoon respectloos en onsmakelijk aangemerkt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2016 is hij niet eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Het hof komt daarbij tot een hogere straf dan door de advocaat-generaal geëist, omdat het hof ten nadele van de verdachte meeweegt dat het slachtoffer gewoon zijn werk deed, de verdachte niet wilde accepteren dat hij geen eten meer kon bestellen, zich agressief gedroeg en geen enkel respect heeft getoond voor het slachtoffer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 1 mei 2014 onder CJIB nummer 7132 5420 0168 8294.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.P.M. van Rijn en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2016.
Mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[....]