Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte werd beschuldigd van winkeldiefstal in vereniging. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt, waarbij de verdachte op 6 februari 2015 in Den Helder samen met anderen twee jurkjes van het merk Desigual zou hebben gestolen uit de winkel Vroom en Dreesman. Tijdens de zitting op 15 juli 2016 heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw in overweging heeft genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte primair niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, en sprak haar daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard, op basis van getuigenverklaringen en het proces-verbaal van aangifte. Het hof concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de diefstal in vereniging. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, met een proeftijd van drie jaren, en de tijd in voorarrest werd in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld.