ECLI:NL:GHAMS:2016:3119

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
23-001643-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal in vereniging met meerdere verdachten

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte werd beschuldigd van winkeldiefstal in vereniging. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt, waarbij de verdachte op 6 februari 2015 in Den Helder samen met anderen twee jurkjes van het merk Desigual zou hebben gestolen uit de winkel Vroom en Dreesman. Tijdens de zitting op 15 juli 2016 heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw in overweging heeft genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte primair niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, en sprak haar daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard, op basis van getuigenverklaringen en het proces-verbaal van aangifte. Het hof concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de diefstal in vereniging. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, met een proeftijd van drie jaren, en de tijd in voorarrest werd in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld.

Uitspraak

parketnummer: 23-001643-15
datum uitspraak: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK (raadsvrouw gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-024668-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 6 februari 2015 te Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen 2 jurkjes (merk Desiqual), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vroom en Dreesman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft/hebben de winkel betreden en/of die 2 jurkjes in een (geprepareerde) tas gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 6 februari 2015 te Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 jurkjes (merk Desiqual), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Vroom en Dreesman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Vrijspraak primair ten laste gelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde omdat – kort gezegd – het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte betrokken is geweest bij de vermeende winkeldiefstal.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2015 [1] blijkt dat aangever [aangever], beveiliger bij V&D te Den Helder, twee mannen en een vrouw de V&D zag binnenkomen. Hij zag dat één van de mannen een tas in zijn hand had die hoogst waarschijnlijk geprepareerd was. Aangever zag vervolgens dat de vrouw een tweetal jurkjes pakte van de afdeling Desigual. Het drietal keek om zich heen om te zien of zij niet in de gaten werden gehouden. Aangever zag dat de vrouw de twee jurkjes aan één van de mannen gaf die de tas in zijn handen had. Aangever zag dat de man de twee jurkjes in de tas stopte. De bedrijfsleider en aangever zijn daarop naar het drietal gelopen en hebben de man aangehouden met de tas. De andere man en vrouw zijn weggelopen. De vrouw bleek later de verdachte te zijn [2] . De aangifte wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige], bedrijfsleider bij V&D te Den Helder [3] .
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De verdachte is met twee mannen de V&D ingegaan van wie één van de mannen een tas bij zich had. De verdachte heeft de jurkjes, zonder deze te passen of aanstalten te maken deze bij de kassa te gaan betalen, aan de medeverdachte gegeven die deze in de tas stopten die hij bij zich had. Onder die omstandigheden acht het hof de tenlastegelegde diefstal in vereniging bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
zij op 6 februari 2015 te Den Helder tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 jurkjes (merk Desigual), toebehorende aan Vroom en Dreesman.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een zeer ergerlijk feit, dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2016 is zij in Nederland niet eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een proeftijd van 3 jaar passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.P.M. van Rijn en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2016.
mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[....]
2.[....]
3.[....]