ECLI:NL:GHAMS:2016:3118

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
23-003884-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met bewijsvoering en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor winkeldiefstal. De verdachte, geboren in Nigeria, was beschuldigd van het stelen van portemonnees uit de Bijenkorf in Amsterdam op 23 november 2013. Het hof heeft het vonnis van de politierechter, die de verdachte eerder had veroordeeld tot een geldboete van € 200 of 4 dagen hechtenis, vernietigd en een nieuwe beslissing genomen. Tijdens de zitting op 15 juli 2016 heeft het hof de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder camerabeelden en verklaringen van getuigen. De verdediging betoogde dat de verklaringen van de aangever niet betrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de verklaringen geloofwaardig waren en ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte de portemonnees had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 200 en 4 dagen hechtenis, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

parketnummer: 23-003884-15
datum uitspraak: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-048313-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1972,
[adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zeven, althans een of meer, portemonnee(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf de Bijenkorf (gevestigd aan [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangever [aangever] niet betrouwbaar zijn en dat deze daarom niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Dat blijkt volgens de raadsman uit het feit dat zijn aangifte niet wordt ondersteund door hetgeen te zien is op de camerabeelden en omdat [aangever] tijdens zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris zijn verklaring heeft aangepast toen bleek dat op de camerabeelden niet te zien was wat hij had beschreven in zijn aangifte. Nu de verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd en hij nooit eerder voor winkeldiefstal is vervolgd en/of veroordeeld, dient de verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn betoog. Het hof waardeert het gedeelte van de verklaring van aangever [aangever], zoals hierna onder bewijsmiddel 1 is vermeld, als geloofwaardig, nu dit gedeelte van de verklaring wordt ondersteund door de eigen waarneming van het hof ter terechtzitting van 15 juli 2016 (bewijsmiddel 2) en door de verklaring van I. [getuige] van 24 november 2013 tegenover de politie (bewijsmiddel 3). Het hof heeft voorts noch in het dossier noch in het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep aanknopingspunten gevonden op grond waarvan in weerwil van het vorenstaande aan de aangifte op dit punt zou moeten worden getwijfeld. Het verweer wordt derhalve verworpen.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich de portemonnees heeft toegeëigend, zodat geen sprake is van een voltooide diefstal.
Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal, nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de portemonnees aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken en daarover als heer en meester heeft beschikt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 november 2013 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen portemonnees, toebehorende aan het winkelbedrijf de Bijenkorf, gevestigd aan [adres 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1Een geschrift, zijnde een aangifteformulier winkeldiefstal van 23 november 2013 betreffende de onderneming De Bijenkorf B.V., gevestigd aan [adres 2] te Amsterdam.
Dit geschrift houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als verklaring van
[aangever], beveiligingsmedewerkerbij [naam bedrijf]:
Op 23 november 2013 zag ik op de begane grond van de Bijenkorf dat een man van Afrikaanse afkomst, met een pet op zijn hoofd, een donkere jas aan en een wit plastic tasje in zijn hand, een portemonnee in zijn meegedragen plastic tas liet vallen. Hierop heb ik hem aangesproken met bekendmaking van mijn functie en heb ik hem verzocht om met mij mee te lopen richting onze wachtruimte gelegen in de kelder van de Bijenkorf. Eenmaal aangekomen zag ik dat de man meerdere portemonnees uit zijn plastic tas en uit zijn beide jaszakken haalde.
Ik verklaar door bovengenoemde onderneming gemachtigd te zijn aangifte te doen en verklaar dat aan niemand toestemming is verleend om goederen die de onderneming in eigendom toebehoren, weg te nemen en zich zonder betaling toe te eigenen.
2Het hof heeft de zich in het dossier bevindende Cd-rom, inhoudende de camerabeelden gemaakt bij De Bijenkorf te Amsterdam op 23 november 2013, ter terechtzitting afgespeeld. Het hof heeft daarbij een eigen waarneming gedaan.
De eigen waarneming van het hofhoudt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Een donkere man met een pet op zijn hoofd, met een donkere jas aan en een wit plastic tasje in zijn hand heeft een portemonnee in zijn hand. Op de daaropvolgende beelden is niet te zien dat de man de portemonnee teruglegt.
3Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1302-2013289937-15 van 24 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (dossierpagina’s 9-10)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Tijdens het onderzoek op 24 november 2013 in de Bijenkorf gelegen aan [adres 2] te Amsterdam, werd ik aangesproken door een beveiligingsambtenaar, genaamd:
[getuige]
geboren op [geboortedatum] te Litouwen.
[getuige] verklaarde het volgende:
‘Ik zag gisteren dat de mannelijke verdachte onderweg naar de ophoudruimte van de Bijenkorf twee portemonnees in een bak gooide. Ik liep toen helemaal achteraan. [aangever] (het hof begrijpt: [aangever]) liep voorop en de mannelijke verdachte liep voor mij. Ik zag toen dat de mannelijke verdachte twee portemonnees in een bak gooide. Toen ik dit zag, riep ik in de richting van de verdachte:
‘jij hebt twee portemonnees verloren’.
Ik zag toen dat de mannelijke verdachte nadat hij mij hoorde, stopte en deze portemonnees uit de bak haalde. Hij heeft deze bij de ophoudruimte aan ons overhandigd.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 200, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. Daardoor heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten, die de bedrijfsvoering verstoren en schade teweegbrengen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2016 is hij niet eerder voor een soortgelijk feit strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 1 maart 2014.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.P.M. van Rijn en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2016.
mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.