ECLI:NL:GHAMS:2016:3116

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
23-005298-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële nietigheid van dagvaarding en veroordeling voor winkeldiefstal en poging tot zakkenrollerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2015. De verdachte, geboren in Roemenië en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor winkeldiefstal en poging tot zakkenrollerij. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een paraplu van een winkelbedrijf en het plegen van diefstal in vereniging met een ander. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 15 juli 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding ten aanzien van een deel van de tenlastelegging niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor deze gedeeltelijk nietig werd verklaard. Het hof oordeelde dat de dagvaarding onvoldoende specifiek was, met name ten aanzien van de vermelding van 'een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en)'. Het hof heeft de aangiften van de slachtoffers niet als bewijs gebruikt, omdat deze niet betrouwbaar genoeg werden geacht. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld voor de bewezenverklaring van de winkeldiefstal en de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte is eerder veroordeeld voor diefstal, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op drie maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

parketnummer: 23-005298-15
datum uitspraak: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-703062-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1993,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een paraplu, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 17 oktober 2015 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goed(eren), verdachtes en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich opzettelijk naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben begeven en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of onbekend gebleven perso(o)n(en) is/zijn gevolgd en/of (dicht) achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) is/zijn gaan lopen en/of is/zijn gaan staan en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben ingesloten en/of waarna hij, verdachte, zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), hand(en) naar en/of in de richting van de jas en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben uitgestoken en/of gebracht en/of de jas en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben vastgepakt en/of aan de jas en/of kleding en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben gevoeld;
subsidiair
[medeverdachte] op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks 17 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes, gading (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan:
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- een of meerdere onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte], zich opzettelijk naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen heeft begeven en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen is gevolgd en/of (dicht) achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen is gaan lopen en/of zijn hand naar en/of in de richting van de jas en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] e/of een of meerdere onbekend gebleven personen heeft uitgestoken en/of gebracht en/of de jas en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen heeft vastgepakt en/of aan de jas en/of kleding en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen heeft gevoeld, bij het plegen van welk voren omschreven misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk voren omschreven misdrijf hij, verdachte, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (de handelingen van) die [medeverdachte] (met een paraplu) af te schermen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft bij vonnis van 22 december 2015 de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit deels nietig verklaard, omdat de dagvaarding niet geheel aan de eisen der wet voldoet. Het openbaar ministerie heeft tegen deze beslissing geen hoger beroep ingesteld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal zich evenmin verzet tegen de partiële nietigverklaring van het ten laste gelegde feit. Niet is gebleken dat de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank zijn gericht tegen de partiële nietigverklaring van de dagvaarding.
Het hof overweegt het volgende.
In het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit zijn als derde gedachtestreepje de woorden “een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en)” opgenomen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat dit gedeelte van de dagvaarding onvoldoende specifiek is, omdat niet duidelijk is wie hiermee wordt aangemerkt. Daarmee is voor de verdediging op dit punt onvoldoende duidelijk waar de vervolging op rust. Nu, tegen de achtergrond van de inhoud van het dossier, voldoende duidelijk is waarop het overige gedeelte van de dagvaarding betrekking heeft en de verdachte te dien aanzien weet waartegen hij zich dient te verweren, verklaart het hof de dagvaarding gedeeltelijk nietig, namelijk ten aanzien van de woorden “een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en)”.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 primair

De raadsman heeft in hoger beroep – kort gezegd – betoogd dat de aangiften van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat deze niet voldoende betrouwbaar zijn. Zo is niet duidelijk in welke taal de aangifte van [slachtoffer 2] is opgenomen en is het onaannemelijk dat zij de straatnamen die in de aangifte staan vermeld zou kennen. Ten aanzien van de aangifte van [slachtoffer 1] heeft de raadsman betoogd dat hij doof is en niet kan worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk heeft begrepen wat er in de aangifte is opgenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof zal de aangiften van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet voor het bewijs gebruiken zodat niet behoeft te worden ingegaan op voornoemde verweren van de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 oktober 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een paraplu, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel];
2.
primair
hij op 17 oktober 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goed(eren), verdachtes en/of zijn mededaders gading, toebehorende aan
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2],
zich opzettelijk naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft begeven en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gevolgd en dicht achter die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gaan lopen, waarna zijn mededader zijn handen naar en in de richting van de jas en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft uitgestoken en de jas en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en aan de jas en/of tas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gevoeld.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. Daardoor heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten, die de bedrijfsvoering verstoren en schade teweegbrengen. Daarnaast heeft de verdachte met een ander gepoogd zich door middel van zakkenrollen goederen toe te eigenen die hem niet toebehoren. Door dergelijke feiten wordt onrust en onveiligheid veroorzaakt, met name bij het winkelend publiek in Amsterdam.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2016 is hij eerder voor het plegen van diefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde partieel nietig, te weten met betrekking tot het ten aanzien van "één of meerdere onbekend gebleven personen" ten laste gelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.P.M. van Rijn en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2016.
mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.