ECLI:NL:GHAMS:2016:3110
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens virtuele inverzekeringstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2015. De verzoeker, geboren in 2001, had een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om schadevergoeding te verkrijgen van de Staat. Hij stelde schade te hebben geleden als gevolg van een zogenaamde 'virtuele inverzekeringstelling', omdat hij langer dan zes uur op het politiebureau had doorgebracht zonder dat er sprake was van een formele inverzekeringstelling.
De rechtbank had de verzoeker in eerste instantie niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. In hoger beroep heeft de advocaat van de verzoeker betoogd dat de bestreden beschikking vernietigd diende te worden en dat de gevraagde schadevergoeding toegewezen moest worden. De advocaat voerde aan dat de verzoeker recht had op schadevergoeding, omdat hij langer dan de wettelijk toegestane termijn op het politiebureau was gehouden, en dat er sprake was van een 'virtuele inverzekeringstelling'.
Het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. De advocaat-generaal concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de verzoeker, verwijzend naar het oordeel van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat er in de onderliggende strafzaak geen sprake was van een inverzekeringstelling of andere vorm van vrijheidsbeneming zoals bedoeld in artikel 89 Sv. Daarom heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de verzoeker afgewezen. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is op 15 juli 2016 openbaar uitgesproken.