Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
gemachtigde: mr. B.J.G.L Jaeger (Jaeger advocaten belastingkundigen)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
de rechtbank begrijpt dat dit € 4.146.784 moet zijn]. De vraag of en in hoeverre deze goodwillcorrectie terecht is zal na de bezwaarprocedure eventueel worden voorgelegd aan de belastingrechter;
€ 430.151.
3.Geschil in hoger beroep
geoorloofd is.
4.Beoordeling van het geschil
€ 72.822 als zakelijk dient te worden aangemerkt; dit volgt ook uit de vaststellingsovereen-komst met verweerder.
Vaststaat dat [F] en [G] ten opzichte van elkaar als onafhankelijke derden hebben gehandeld. Dat betekent dat voor de vaststelling van de winst van belanghebbende (de fiscale eenheid) in beginsel ervan kan worden uitgegaan dat tussen beide partijen zakelijk is gehandeld. De inspecteur heeft evenwel gemotiveerd gesteld – en het Hof gaat daarin mee – dat gelet op (de combinatie van) de ‘lage’ koopsom en de ‘hoge’ huur (zie 4.2 en 4.3 van de uitspraak van de rechtbank) er in het onderhavige geval niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat de tussen [F] en [G] overeengekomen huurvergoeding – en daarmee ook de tussen die partijen overeengekomen prijs voor overdracht van de onderneming – zakelijk is geweest. Het Hof zal derhalve de zakelijkheid van de huurvergoeding, en daarmee van de koopsom – vanwege het complementaire karakter van beide overeenkomsten – nader beoordelen.
4.4.1. Voor de beoordeling van de zakelijkheid van de tussen [F] en [G] overeengeko-men huurvergoeding is een referentie aanwezig in de vorm van de huurovereenkomst tussen [A] en [B] , de eigenaren van het pand, en [F] (als vermeld onder 2.4, uitspraak rechtbank). De vaststellingsovereenkomst die in de uitspraak van de rechtbank onder 2.9 is aangehaald (hierna ook: de vaststellingsovereenkomst) heeft – onder meer – betrekking op de zakelijkheid van die destijds tussen [A] / [B] en [F] overeengekomen huurvergoeding. Op grond van deze overeenkomst staat tussen partijen vast dat de voor verhuur van het pand door [A] / [B] aan [F] overeengekomen huur van € 72.822 in 2007 als zakelijk is aan te merken.
De inspecteur acht het aanvaardbaar dat in de relatie [F] - [G] bij de doorverhuur van het pand een winstopslag mee in aanmerking wordt genomen. Een opslag van 6% acht hij realistisch.
Het Hof acht het aannemelijk dat deze omstandigheid van invloed is geweest op de tussen [A] / [B] en [F] overeengekomen prijs, zij het dat de mate waarin dat het geval is – bij gebrek aan objectieve gegevens hierover – slechts schattenderwijs kan worden bepaald.
voorlopigetoestemming van de gemeente [Z] voor (naar het Hof begrijpt) continuering van de seksbestemming van het pand. Het Hof leidt daaruit af dat ter zake van die continuering bij de vervulling van die voorwaarde enige onzekerheid bestond, in welk verband ook – zoals belanghebbende, niet weersproken door de inspecteur, heeft gesteld – het aangescherpte integriteitsbeleid van de gemeente een rol speelt. Over de mate van de hiervoor bedoelde onzekerheid hebben partijen overigens niet specifiek iets gesteld. Voorts staat vast dat de seksbestemming van het pand na de ingebruikneming van het pand door [G] is gecontinueerd, zodat de huurder kennelijk heeft kunnen voldoen aan de door de gemeente gestelde voorwaarden.
jaar 2007 Periode 1/7/2007 - 31/12/2007
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 150.000-
€ 75.000-
€ 131.460
De contante waarde van de vergoeding voor de goodwill dient derhalve in zijn geheel in 2007 in aanmerking te worden genomen als stakingswinst. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar betoog dat in feite sprake is van verhuur of verpachting van de onderneming. Partijen hebben onmiskenbaar de bedoeling gehad de onderneming te verkopen en over te dragen. De huur- en verkoopovereenkomst laten zich op dit punt niet anders uitleggen. Eiseres heeft de onderneming in 2007 gestaakt.”
De onzekerheid met betrekking tot het verlenen van toestemming aan [G] voor exploitatie van het pand met een seksbestemming kan hier geen rol spelen, omdat ter zake van het voorlopig verlenen van die toestemming in de koop- en in de huurovereenkomst een opschortende voorwaarde is opgenomen en die toestemming in 2007 is verleend. Voor het continueren van die toestemming zijn in de overeenkomsten geen voorwaarden opgenomen, zodat, ook indien [G] de exploitatie met seksbestemming niet zou mogen voortzetten, dat op zichzelf niet afdoet aan de op haar rustende verplichtingen tot nakoming van de met [F] gesloten overeenkomsten. Voor uitstel van winstneming is naar het oordeel van het Hof in het onderhavige geval eerst reden indien feiten en omstandigheden zijn gesteld en bij betwisting aannemelijk gemaakt, waaruit zou volgen dat [G] niet tot nakoming van de verplichting tot betaling van de termijnen van de koopprijs van de onderneming in staat zou zijn. Hierover heeft belanghebbende niets gesteld; ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verklaard niet bekend te zijn met de kredietwaardigheid van [G] . Gronden die, beoordeeld naar balansdatum 31 december 2007, reden vormen om tot een lagere waardering te komen van het recht van belanghebbende op betaling in termijnen van de koopsom van de door [F] aan [G] verkochte onderneming, zijn ook overigens niet aannemelijk geworden. Het Hof ziet derhalve geen reden voor een afwaardering van de contante waarde van de desbetreffende actiefpost.
5.Kosten
6.Beslissing
€ 3.819.227;