ECLI:NL:GHAMS:2016:3032

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
23-001025-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar rechtbank wegens niet-naleving aanwezigheidsrecht verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Bulgarije in 1996, was niet aanwezig tijdens de zitting in eerste aanleg op 2 maart 2016, wat leidde tot een verzoek van zijn raadsman om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank. De politierechter had het verzoek om aanhouding afgewezen, ondanks dat de verdachte niet gedetineerd was en bekend was met de zittingsdatum. Het hof heeft vastgesteld dat er geen proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg beschikbaar was, waardoor niet kon worden vastgesteld welke belangenafweging was gemaakt bij de beoordeling van het aanhoudingsverzoek.

Het hof oordeelt dat de verdachte aannemelijk had willen zijn bij de zitting en dat de afwezigheid van de verdachte en zijn niet-gemachtigde raadsman een kernrol vervullen in het proces. Het hof concludeert dat de politierechter niet aan de behandeling van de zaak ten gronde had mogen toekomen, gezien de omstandigheden. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling, waarbij het aanwezigheidsrecht van de verdachte in acht moet worden genomen.

De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.

Uitspraak

parketnummer: 23-001025-16
datum uitspraak: 13 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-006278-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 13 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere levensmiddel(en) (waaronder een of meerdere vleesproduct(en)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn ([adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, op de gronden als hierna vermeld.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Amsterdam. Ter terechtzitting in eerste aanleg was de verdachte, tot verbazing van de niet-gemachtigde raadsman nu zij een dag eerder nog contact over de terechtzitting hadden, niet aanwezig. Een verzoek om aanhouding met het oog op effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of ten behoeve van het alsnog verkrijgen van een machtiging, is door de politierechter afgewezen.
De advocaat-generaal verzet zich tegen terugwijzing nu de verdachte niet gedetineerd was, hij bekend was met de zittingsdatum, zijn afwezigheid zijn eigen keuze lijkt en er overigens ook geen noodzaak tot terugwijzing is.
Het hof stelt vast dat er geen proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg beschikbaar is, nu het een verlofzaak betreft. Derhalve is niet vast te stellen welke belangenafweging is gemaakt bij de beoordeling van het aanhoudingsverzoek. Gelet op hetgeen de raadsman hierover naar voren heeft gebracht en hetgeen de verdachte op het grievenformulier heeft vermeld over de reden van zijn afwezigheid bij de zitting, acht het hof aannemelijk dat de verdachte bij de terechtzitting aanwezig had willen zijn.
Nu de verdachte niet ter terechtzitting aanwezig was en zijn niet gemachtigde raadsman niet in de gelegenheid is gesteld alsnog een machtiging te verkrijgen, zij beiden echter een kernrol vervullen en ter effectuering van het aanwezigheidsrecht en gemachtigde rechtsbijstand een aanhoudingsverzoek is gedaan, had de politierechter bij deze stand van zaken niet aan de behandeling ten gronde mogen toekomen.
Naar het oordeel van het hof dient dit te leiden tot nietigverklaring van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam teneinde deze in overeenstemming met het vorenstaande opnieuw ten gronde te behandelen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam ter zake van het ten laste gelegde, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. A.M. Kengen en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2016.
Mr. A.M. Kengen en mr N.R.A. Meerbeek zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.